H4. Cognitieve benaderingen van psychopathologie

Cognitieve theorieën gaan over de informatieverwerking bij mensen en richten zich op de karakteristieke inhoud en informatieverwerkingsprocessen bij de verschillende vormen van psychopathologie.
Een belangrijke veronderstelling in cognitieve theorieën over psychopathologie is dat psychische stoornissen voortkomen uit de wijze waarop mensen informatie selecteren en verwerken

COGNITIEF-PSYCHOLOGISCH OPVATTINGEN
De cognitieve psychologie is gedeeltelijk ontstaan als reactie op het behaviorisme. In de jaren 60 publiceerden twee grondleggers van de cognitieve psychotherapie (Albert Ellis en Aaron Beck) hun eerste boeken met daarin een uitgesproken cognitief standpunt over de neurotische problematiek: → Neurotische problemen zoals depressie of angststoornissen worden veroorzaakt door onlogische, irrationele ideeën die mensen aanhangen.
Meinchenbaus (1977) benadrukte de rol van zelfspraak. Dit is op te vatten als een vorm van gecontroleerde (seriele) informatieverwerking bij het oplossen van problemen.
Lazarus (1966) introduceerde een stresscopingtheorie, waarin twee belangrijke, elkaar opvolgende informatieverwerkende processen worden beschreven. Volgens deze theorie maakt de persoon bij confrontatie met een potentiële stressfactor een eerste inschatting van de mate van bedreiging (primary appraisal), om vervolgens te beoordelen welke mogelijkheden hem ter beschikking staan om de bedreiging succesvol het hoofd te bieden (secondary appraisal).

ALGEMENE COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
Cognitie stamt van het Latijnse cognito: de kennis die zowel door de zintuigen als door het verstand kan worden verworven.
Informatieverwerking = de processen die een rol spelen bij de verwerving, de opslag en de reproductie van kennis. In de informatieverwerking zijn globaal 3 aspecten te onderscheiden:
I. Waarneming
II. Verwerking
III. Geheugen

Schema's
De kennis waarover een persoon beschikt, is volgens de cognitieve psychologie georganiseerd in schema's. Als door bepaalde informatie een schema wordt geactiveerd, komt aanvullende informatie ter beschikking die in dat schema is vertegenwoordigd. Dit gebeurt automatisch.
Een belangrijke stelling uit de cognitieve psychologie is dat schema's de informatieverwerking sturen.  Schema's beïnvloeden de selectie van informatie, met andere woorden: bepalen welke informatie de aandacht trekt en welke informatie wordt genegeerd.
Aan de hand van schema's kennen we ook betekenissen toe aan informatie (interpretatie) en verwerken we de informatie tot nieuwe betekenissen (transformatie). Tenslotte beïnvloeden schema's onze herinneringen.
Schema's functioneren als een zeef en als interpretatieraamwerk. Uiteraard treden daardoor vertekeningen (bias) op.

Impliciete en expliciete kennis
Impliciete kennis is geïnternaliseerd kennis en is moeilijk over te dragen, omdat ze zo vanzelfsprekend is, dat we ons er niet van bewust zijn dat we over deze kennis beschikken. Expliciete kennis daarentegen is kennis die wel toegankelijk is en door woorden, codes, verhalen of schrift kan worden overgedragen.
De begrippen impliciete en expliciete kennis moeten ook worden onderscheiden van de termen automatisch en gecontroleerde informatieverwerking. Het eerste begrippenpaar duidt namelijk op een statische begrip (kennis) het tweede op een proces.

Automatische en gecontroleerd informatieverwerking
Slechts van een deel van de informatieverwerking zijn wij ons bewust. Alleen als zich onverwachte situaties voordoen, wordt bewuste aandacht gevraagd. Dit betekent dat een groot deel van de informatieverwerking automatisch en parallel is.
Een voordeel van parallelle informatieverwerking is dat er veel informatie kan worden verwerkt, ook van zaken die geen relatie tot elkaar hebben; er is geen capaciteitsbeperking van de hoeveelheid te verwerken informatie. Automatische verwerking is echter alleen mogelijk bij een voorspelbare input.

Onverwachte, onbekende input vraagt om gecontroleerde informatieverwerking. Deze vorm van informatieverwerking kent een sterke capaciteitsbeperking: we kunnen ons op een moment bewust zijn van slechts 5 tot 7 kenniselementen  (zgn "bits"). De verwerking van informatie heeft in dat geval een meer serieel karakter: transformaties worden na elkaar uitgevoerd, niet tegelijkertijd.

Schema-activering
Een schema moet eerst worden geactiveerd, wil het de informatieverwerking beïnvloeden. Actuele omstandigheden kunnen beïnvloeden welk schema wordt geactiveerd. De stemming van een persoon kan eveneens van invloed zijn op de schema-activatie.

Het ontstaan van schema's
In de loop van de ontwikkeling bouwt een kind schema's op over zichzelf en de buitenwereld. De aard van de schema's is niet alleen afhankelijk van de opgedane ervaringen, maar ook van de cognitieve vermogens van het kind.

De instandhouding van schema's
Eenmaal gevormd, vertonen schema's een zekere weerstand tegen verandering. Een schema word wel vergeleken met een vooroordeel. Net als een schema is een vooroordeel gebaseerd op de menselijke geneigdheid om te categoriseren en verbanden te leggen en is tamelijk resistent tegen verandering door tegenbewijs.
Er zijn vier cognitieve mechanismen waarneembaar in het geval informatie het vooroordeel/schema tegenspreekt:
I. Selectiebaas in de waarneming: informatie die niet klopt met het vooroordeel wordt niet waargenomen, informatie die ermee overeenstemt, juist wel.
II. Bias in de interpretatie van de informatie die het vooroordeel tegenspreekt.
III. Doordat voordelen verwachtingen oproepen, gaat de persoon zich gedragen. Dit gedrag kan er weer toe leiden dat ervaringen die het vooroordeel tegenspreken, niet kunnen ontstaan.
IV. Voordeel lijkt de herinneringen te vertekenen: men herinnert zich informatie die strookt met het vooroordeel gemakkelijker dan informatie die er niet mee te rijmen valt.

Verandering van schema's
Disconfirmerende ervaringen die niet stroken met de kennis zoals die in het schema gepresenteerd en inzicht in inconsistenties in de kennis van het schema is gepresenteerd en inzicht in inconsistenties in de kennis van het schema kunnen de aanzet geven om het oude schema te verlaten.
Verschillende factoren lijken het verlaten van een oud schema te vergemakkelijken:
I. Beschikbaarheid van een ander schema
II. Kenmerken van disconfirmerende ervaringen: persoonlijke en emotionele ervaringen hebben in vergelijking met onpersoonlijke ervaringen een grotere invloed op het verlaten van een schema én op het ontstaan van een nieuwe schema.
Piaget's assimilatie en accommodatie theorie over schema verandering:
I. Assimilatie: de nieuwe informatie wordt vervormd, zodat ze alsnog in het bestaande schema past.
II. Accommodatie: aanpassing van het schema zodat het strookt met de nieuwe informatie.

KENMERKENDE PROCESSEN BIJ VERSCHILLENDE VORMEN VAN NEUROTISCHE PSYCHOPATHOLOGIE
Wanneer in de informatieverwerking zodanig processen optreden dat een bepaalde aspecten van de informatie een eenzijdige aandacht wordt gegeven, dan spreek je van een bias of vertekening. Een vertekening kan optreden in verschillende processen van de informatieverwerking, bijvoorbeeld in aandachtsprocessen en bij de herinnering en interpretatie van informatie.

Aandachtsbias
Je spreekt van een aandachtsbias wanneer de aandacht zich selectief richt op bepaalde aspecten van de aangeboden informatie ten kost van andere aspecten van die informatie. Bij angststoornissen is sprake van een selectieve aandacht voor bedreigende stimuli. De vroegtijdig aandacht voor bedreigende stimuli maakt het gemakkelijker om aan de bedreiging te ontsnappen en haar te vermijden. Deze interpretatie maakt inzichtelijk waarom het fenomeen van de aandachtsbias juist bij pathologische angst optreedt en niet bij andere vormen van psychopathologie.

Selectieve interpretatie
Volgens de cognitieve theorie zijn mensen geneigd om informatie op zodanige wijze te interpreteren dat hun schema's worden bevestigd. We spreken dan van selectieve interpretatie.
De strategieën die worden gehanteerd in het verwerken van informatie en in de oordeelsvorming worden in de sociale psychologie wel aangeduid met het heuristieken. Aangenomen wordt dat het gebruik van deze heuristiken belangrijke voordelen biedt: in veel gevallen leidt het tot een snel en (bij benadering) juist oordeel.
Beschikbaarheidsheuristiek
Met de beschikbaarheidsheuristiek wordt de regel bedoeld die mensen (zonder het te beseffen) toepassen door zich bij hun conclusies te baseren op de beschikbaarheid van voorbeelden in hun herinnering of in hun fantasie.
De mate waarin iemand overtuigd is van een interpretatie, wordt waarschijnlijk niet alleen beïnvloed door de beschikbaarheid van de interpretatie, maar ook door een aantal andere factoren (Nisbett en Ross)
I. De levendigheid van de voorstelling die aan de interpretatie verbinden is (hoe levendiger, hoe meer gewicht de interpretatie krijgt)
II. Saillantie (hoe saillanter, hoe meer gewicht)
III. Compleetheid van interpretatie (hoe beter iemand de verschijnselen kan verklaren, hoe meer gewicht eraan wordt toegekend)
Representativiteitsheuristiek
Representativiteitsheuristiek duidt op de (onbewuste) regel die mensen toepassen door zich in hun oordeelsvorming te laten leiden door de mate waarin de uitkomst representatief achten voor de oorzaak die ze overwegen.

Geheugenbias
Waar de aandachtsbias vooral kenmerken is voor angststoornissen, is de geheugenbias dat voor depressieve stoornissen. Geheugenbias houdt in dit geval in dat zaken die te maken hebben met de persoon zelf en een negatieve, sombere emotionele lading hebben, gemakkelijker worden herinnerd dan andere zaken.

COGNITIEVE THERAPIE
Cognitieve therapie is een behandelingsvorm die gebaseerd is op het idee dat psychopathologie voorkomt uit de wijze waarop mensen informatie selecteren en verder verwerken. In de therapie wordt geprobeerd om de manieren van informatieselectie en in interpretatie bewust te laten worden en deze te beïnvloeden door kritische reflectie en toetsing aan de empirische werkelijkheid. Het uiteindelijke doel os meestal een verandering op het niveau van de schema's.