FYSIEKE GROEI
Het groeiende lichaam
Twee jaar na de geboorte weegt een kind in het westen tussen de 11,5 en 13,5 kg en is het ongeveer 90cm lang. In de gemiddelden zijn grote individuele verschillen aanwezig. Hoe ouder kinderen worden hoe groter de gemiddelde verschillen worden. Er is ook verschil tussen kinderen in ontwikkelde, (veelal westerse) landen en ontwikkelingslanden. Als kinderen ouder worden dan worden ze niet alleen langer en zwaarder, ook de vorm van hun lichaam gaat veranderen. De proporties veranderen en zullen steeds meer de vorm van een volwassen persoon aan gaan nemen. Op zesjarige leeftijd komen de proporties grotendeels overeen met die van een volwassen persoon.
De groeiende hersenen
De hersenen groeien het snelst. Op 2 jarige leeftijd zijn ze al ong 75% v.d. hersenen van een volwassene, op 5 jarige leeftijd is dit 90%. Hersenen groeien zo snel doordat het aantal verbindingen tussen cellen toeneemt. De hoeveelheid myeline neemt ook toe, wat ervoor zorgt dat de hersenen groter/zwaarder worden. Doordat de hersenen zo snel groeien kunnen kinderen zich cognitief ontwikkelen en helpt het bij de ontwikkeling en helpt het bij de ontwikkeling van fijne en grove motoriek.
Lateralisatie
Tijdens de kleuterjaren is er meer ontwikkeling in de hersenlateralisatie; het proces waarbij bepaalde functies eerder hun plek vinden in de ene hersenhelft dan in de andere.
- Linker hemisfeer: verbale communicatie, informatieverwerking is sequentieel → d.w.z. stuk voor stuk
- Rechte hemisfeer: non-verbale competentie, informatieverwerking is meer globaal → d.w.z. informatie wordt als één geheel behandelt.
De hersenhelften werken in de meeste opzichten met elkaar samen. De verschillen tussen de beide hersenhelften zijn eigenlijk best klein. Daarnaast kunnen de hersenhelften verreweg de meeste van elkaars taken uitvoeren. De rechterhersenhelft heeft bijv. ook een belangrijke rol bij taalverwerking en –begrip. Als een hersenhelft gespecialiseerd is in spraak, maar dat gebied raakt beschadigt dan kan de andere hersenhelft de functie overnemen / het hiaat opvullen. Daarom is verlies van spraakvermogen bij hersenbeschadiging lang niet altijd permanent.
Het verband tussen groei van de hersenen en cognitieve ontwikkeling
Neurowetenschappers hebben ontdekt dat er (hoogstwaarschijnlijk) zeker een verband is tussen de groei/ontwikkeling van de hersenen en de cognitieve ontwikkeling. In de kindertijd zijn er periodes waarin de hersenen ineens grote spurts doormaken, dit is bijvoorbeeld zo tussen de 10-24 maanden, juist het moment waarop een kind een grote groei maakt in de taalontwikkeling. Ook de periode van de groeiende concentratieboog die kinderen hebben. De verbetering van het geheugen kan te maken hebben met de volmaakte myelinisering.
De ontwikkeling van de zintuigen
Doordat de hersenen zich ontwikkelen kunnen de zintuigen zich ook beter ontwikkelen. Kleuters kunnen daardoor hun oogbewegingen steeds beter beheersen en steeds beter scherp stellen. Jonge kleuters kunnen nog niet goed een groep kleine letter scannen, dus lezen is lastig. Zo rond de 6 jaar kunnen ze effectief scherpt stellen en scannen alleen is dit vermogen nog niet zo optimaal als bij een volwassene.
Als kinderen rond de 7-8 jaar zijn dan is de perceptuele schematisering optimaal; dit is het vermogen om in een tekening uit verschillende figuurtjes zowel het geheel als de losse onderdelen te zien. Totdat kinderen 3 of 4 zijn kijken ze in een tweedimensionale afbeelding vooral naar de binnenkant, ze concentreren zich op de innerlijke details en de omtrek gaat grotendeels aan ze voorbij.
Het gehoor wordt ook scherper. Omdat het gehoor aan het begin van de peuter- en kleutertijd echter al beter ontwikkeld is, is de verbetering niet zo significant als bij het gezichtsvermogen. Een van de gebieden waarop het gehoor van peuters en kleuters nog hiaten vertoont, is hun vermogen om specifieke geluiden te isoleren als ze meerder geluiden tegelijk horen.
DE MOTORISCHE ONTWIKKELING
De grove motoriek
Activiteitniveau
De vooruitgang op het gebied van grove motoriek zou gelinkt kunnen zijn aan de ontwikkeling van de hersenen en de myelinevorming rond neuronen in gebieden die bij de motoriek betrokken zijn. Een andere reden voor de motorische voor de motorische vooruitgang is dat peuters en kleuters heel veel oefenen, het activiteitenniveau ligt erg hoog. Het activiteitenniveau is op 3 jarige leeftijd het hoogst van het leven. De algemene fysieke behendigheid van kleuters neemt toe naarmate ze ouder worden.
Er bestaan wel verschillen tussen kinderen, dit heeft o.a. te maken met het temperament. Als kinderen in hun babytijd erg actief waren dan waren ze dat later ook, waren ze in de babytijd minder actief dan is de kans dat ze in de peutertijd minder actief zijn groot. Ook omgevingsfactoren spelen een rol.
Genderverschillen
Er zijn verschillen tussen jongens en meisjes in de motoriek. Jongens zijn vaak wat sterker dan meisjes, ze kunnen verder gooien en hoger springen. Het activiteitenniveau ligt bij jongens doorgaans ook iets hoger. Bij meisjes zijn de activiteiten waardoor coördinatie van armen en benen nodig is vaak beter. Zo kunnen meisjes de handstand vaak beter en kunnen ze beter op 1 voet balanceren. Veel verschillen zijn genetisch bepaald, maar sociale factoren spelen ook mee. Als kinderen ouder worden dan worden hun activiteiten vaak door de maatschappij bepaald. Als de activiteiten die door de maatschappij acceptabel worden gevonden voor jongetjes meer een beroep doen op grove motoriek dan spelletjes die acceptabel worden gevonden voor meisjes dan zullen jongens hun grove motoriek meer oefenen en die uiteindelijk dus ook beter beheersen.
De fijne motoriek
Bij fijnere motoriek gaat het om subtiele lichaamsbewegingen. Gebruik van vork en lepel, knippen, veters strikken en schrijven zijn hier voorbeelden van. Hiervoor is veel oefening nodig.
Zindelijk worden
Ouders maken zich waarschijnlijk de grootste zorgen over de zindelijkheid. De ene onderzoeker stelt dat de ouder flexibel moet zijn en de ander pleit voor een harde aanpak. Feit is dat de leeftijd van zindelijkheid is afgenomen. In 1957 was 92% van de 18 maanden oude kinderen zindelijk en in 1992 was dat 25%. Volgens de Jeugd GGD bestaat er geen vast tijdstip om te beginnen met zindelijkheidstraining, wel is het zo dat kinderen pas met 12 maanden hebben over hun ingewanden en blaas en de 6 maanden hierna is deze controle nog minimaal. Sommige kinderen geven tussen 18 en 24 mnd. aan dat ze toe zijn aan zindelijk worden en andere kinderen hebben hier pas na 30 mnd.
behoefte aan.
Hoe is het te merken dat kinderen klaar zijn om zindelijk te worden?
Ze blijven minstens 2u achter elkaar droog/ worden droog na een slaapje. Ze hebben een regelmatige en voorspelbare stoelgang, ze geven in woorden aan dat ze naar het toilet moeten, ze zijn in staat om eenvoudige aanwijzingen op te volgen, ze kunnen zelfstandig naar het toilet komen en ze kunnen zich zonder hulp uitkleden, ze vinden het vervelend om met een vieze luier rond te lopen, vragen zelf of ze op het potje/wc mogen en dragen graag ondergoed.
Mochten kinderen niet zindelijk worden en zich daar druk over maken (bv. door druk van leeftijdsgenoten of broertjes/zusjes) dan zijn methoden waarbij kinderen worden beloond bij goed gedrag (positieve bekrachtiging) belangrijk. Ook een plaswekker kan uitkomst bieden.
Links- of rechtshandigheid
In veel gevallen stond de keuze voor links- of rechtshandigheid al snel na de geboorte vast. Aan het eind van de peuter- en kleutertijd vertonen de meeste kinderen een duidelijke voorkeur voor het gebruik van de ene boven de andere hand. Handvoorkeur is bij de geboorte in aanleg aanwezig in het brein, maar niet stevig verankerd. Als kinderen ouder worden verankert deze wel. Op 5jarige leeftijd is vaak duidelijk of een kind links- of rechtshandig is. 90% is rechtshandig, 10% linkshandig. Vroeger werden linkshandigen gestimuleerd zich rechtshandig te gedragen, tegenwoordig is dat niet meer zo. De wereld is wel erg rechtshandig georiënteerd, zo erg dat linkshandigen gevaar lopen en een groter risico hebben om vroeger te overlijden.
De tekening als graadmeter van ontwikkeling
Op de meest basale niveau betekent tekenen het oefenen met instrument met krijtjes, potloden, kwasten en dit geeft ze motorische vaardigheden die later van pas komen bij het leren schrijven. Door tekenen leren ze ook het belang van planning, zelfbeheersing en zelfcorrectie. Als een driejarige iets tekent zal hij/zij niet echt stilstaan bij het eindresultaat terwijl een vijfjarige echt naar het eindproduct toewerkt. Oudere kinderen zullen een tekening vaker maken om fouten te kunnen corrigeren.
Howard Gardner stelt dat de ruwe, ondoordachte tekening van peuters en kleuters te vergelijken is met brabbelen en dat de willekeurige strepen bouwstenen bevat voor de complexere reacties van later. Uit ander onderzoek komt naar voren dat de tekeningen van peuters en kleuters een aantal stadia doorlopen.
I. Krabbelstadium: Het eindproduct bestaat uit willekeurige strepen. Toch kunnen deze krabbeltekeningen worden onderbracht in 20 verschillende categorieën.
II. Vormstadium: Rond 3 jr. Wordt gekenmerkt door vierkanten en cirkels. Kinderen tekenen verschillende vormen, maar ook plusjes en kruisjes.
III. Ontwerpstadium. Wordt gekenmerkt door het vermogen om meer dan 1 eenvoudige vorm te combineren tot een complexe vorm.
IV. Picturale stadium: tussen 2-5 jr. Tekeningen beginnen op herkenbare objecten te lijken. Ze beelden herkenbare objecten af (huizen, mensen, auto's). De overgang naar representatief tekenen kunnen we ook betreuren, het houdt in dat kinderen minder interesse krijgen voor vormen.
BEDREIGING VAN FYSIEKE GROEI
Slaap
Sommige peuters en kleuters hebben moeite met de overgang van dag naar nacht. Het ritueel van naar bed gaan kan dan leiden tot conflicten met de verzorgers. De meeste kinderen worden vrij makkelijk weer rustig, maar 20 tot 30% heeft er een uur of langer voor nodig om in slaap te vallen. Kinderen worden soms ook ’s nachts wakker en roepen dan hun ouders om zich veiliger te voelen.
Eenmaal in slaap kunnen kleuters vaak goed doorslapen. 25% heeft echter wel eens last van nachtmerries; levendige, enge droom die meestal tegen de ochtend verschijnt. Heftiger dan een nachtmerrie is pavor nocturnus; een slaapstoornis die leidt tot een versnelde ademhaling en verhoogde hartslag, een kind wordt in een intense paniektoestand wakker en het is lastig hem/haar te troosten. De volgende ochtend kan het kind zich er niets van herinneren. Komt voor bij 1 tot 5% van de kinderen.
Voeding
Tijdens de peuter- en kleutertijd hebben kinderen minder voeding nodig om hun groei in stand te houden. In deze tijd krijgen ze ook behoefte aan ander eten. Het kan lijken of een kind te weinig binnenkrijgt, maar als hij voedzame maaltijden voorgezet krijgt dan zal dit wel meevallen, kinderen kunnen hun voedselinname vrij goed zelf regelen. Aansporen tot meer eten kan leiden tot een te hoge voedselinname, dit kan leiden tot obesitas; een lichaamsgewicht van 20% boven het gemiddelde lichaamsgewicht behorend bij een bepaalde leeftijd. De afgelopen 20 jaar is obesitas erg toegenomen. In de peuter- en kleutertijd zijn vooral ijzerrijke voedingsmiddelen belangrijk. Kleuters zullen net als
volwassenen hun voorkeuren in voeding hebben, het is goed om deze voorkeuren te ontwikkelen. Kinderen kennis laten maken met verschillende voedingsmiddelen door ze aan te sporen een hapje te proeven is een rustige en relatief ontspannen manier om kinderen uitgebreider te laten eten.
Ernstige ziekten
Leukemie (bloed/kinderkanker) is de meest voorkomende ernstige ziekte bij kinderen. Er worden door het beenmerg teveel witte bloedcellen geproduceerd wat leidt tot ernstige bloedarmoede en soms de dood. Vroeger was leukemie een doodsvonnis, tegenwoordig geneest meer dan 70% van de kinderen.
Kanker en aids
Een andere ernstige ziekte is HIV. Wereldwijd zijn hier 2,1 mln kinderen mee besmet. Zij worden door hun moeder besmet, soms al in de baarmoeder, tijdens de geboorte of door moedermelk. In BE & NL zijn 350 kinderen bekend met HIV. Hier komen niet veel kinderen meet bij omdat door de nieuwe antiretrovirale therapieën minder hiv-+ moeders hiv doorgeven. De hiv-infectie verloopt bij kinderen meestal sneller dan bij volwassenen. De combinatiebehandeling met 3 of meer hiv remmers heeft hier wel verandering in gebracht en de overlevingstijd verlengd. De behandeling met hiv remmers is bij kinderen en volwassenen gelijk. Als kinderen voor hun eerste verjaardag nog niet ziek is geworden door de hiv-infectie krijgt 60% klachten voor hun 6e verjaardag. Vaak klachten als
terugkerende infecties van de neus, keel en longen of hersenvliesontsteking, ook ligt de groei vaak wat achter.
Ongelukken
Het grootste risico dat peuters- en kleuters lopen komt door ongelukken. Kinderen onder de 10 lopen tweemaal zoveel kans om te sterven door een ongeval als door ziekte. Dit komt omdat ze in grote mate fysiek actief zijn maar tegelijk de risico’s niet in kunnen schatten, door het gemis van besef dat activiteiten gevaarlijk kunnen zijn liggen ongelukken op de loer.
Het risico op ongelukken
Het risico is afhankelijk van verschillende dingen. Jongens zijn vaak wilder dan meisjes en nemen vaak meer risico. Ook etnische verschillen zijn terug te vinden in de statistieken, Aziatisch-Amerikaanse kinderen in de VS worden vaak goed in de gaten en strak gehouden en worden dus minder vaak aan ongevallen blootgesteld. Economische factoren spelen ook een rol, kinderen uit achterstandswijken lopen tweemaal zoveel risico om door een ongeval te sterven dan kinderen uit rijke gezinnen. Daarnaast worden peuters en kleuters aan gevaarlijke dingen als vallen, brandwonden, verdrinking of verstikking blootgesteld. Ook auto-ongelukken veroorzaken veel verwondingen.
Het risico op loodvergiftiging
Kleine hoeveelheden lood kunnen permanente schade toebrengen. Blootstelling aan lood lijkt verband te houden me lagere intelligentie, problemen met verbale en auditieve verwerking, hyperactiviteit en concentratieproblemen. Het wordt ook verband gebracht met een hogere mate van antisociaal gedrag (agressie/criminaliteit). Lood is verwerkt in veel oudere huizen. Volgens het Amerikaanse ministerie van gezondheid is loodvergiftiging de grootste bedreiging voor kinderen onder de zes. Kans op loodvergiftiging is het grootst bij kinderen uit achterstandswijken.
Het terugdringen van risico's
Risico’s kunnen we verminderen door maatregelen te nemen. Medicatie, schoonmaakmiddel en andere giftige stoffen achter slot en grendel, het gebruik van autostoeltjes, kinderen niet alleen laten in een bad. Ook kunnen ouders hun kinderen veiligheidsregels bijbrengen. Alles om letsel bij kinderen te beperken.
Lichamelijke en geestelijke mishandeling
Tot voor kort werd er weinig onderzoek gedaan naar kindermishandeling; de lichamelijke of geestelijke verwaarlozing van kinderen. De omvang van kindermishandeling zou liggen op 107.200 gevallen, 30 op de 1000 dus. De meerderheid betreft verwaarlozing (zowel fysiek, emotioneel als onderwijskundig). Er zouden ongeveer 4700 van seksuele mishandeling zijn en fysieke mishandeling komt in 19000 gevallen voor. Elke week sterft één kind tgv mishandeling.
Lichamelijke mishandeling
Komt in alle kringen voor, ongeacht economische situatie of sociale status. Gebeurt vaak als er veel stress binnen gezinnen is. De kans dat stiefvaders hun stiefkinderen mishandelen is groter dan bij biologische vaders. Het komt ook vaker voor als partners een geschiedenis met geweld kennen. Mishandelde kinderen zijn vaker nerveus, vertonen gedragsproblemen en kunnen zich moeilijk aanpassen aan nieuwe situaties. Ze hebben vaker hoofd- en buikpijn, plassen vaker in bed en zijn in het algemeen angstiger. Soms zijn er ontwikkelingsachterstanden. De grootste kans lopen 3/4 en 15/16/17jarigen. De meeste ouders die hun kinderen mishandelen zijn later verbaasd over hun gedrag. Een v.d. redenen voor kindermishandeling is de vage grens tussen toelaatbaar en ontoelaatbaar geweld. De grens tussen een enkele tik en hard slaan is soms niet duidelijk. Bij kindermishandeling speelt de cyclus van geweld een belangrijke rol. Deze theorie gaat ervan uit dat mishandeling en geweld dat kinderen ondervinden ertoe leiden dat die kinderen als volwassenen ook eerder hun eigen kinderen mishandelen en verwaarlozen. Het komt vaak voor dat ouders die vroeger als kind zelf mishandelt zijn hun eigen kinderen gaan mishandelen. Gelukkig komt dit niet altijd voor, slechts 1/3 van de ouders die zelf mishandelt is zal hun kinderen gaan mishandelen.
Geestelijke mishandeling & verwaarlozing
Als we het hebben over geestelijke mishandeling dan spreken we over de beschadiging van het gedragsmatige, cognitieve, emotionele of fysieke functioneren van kinderen veroorzaakt door kwetsende woorden en handelingen, uitbuiting of verwaarlozing door ouders en verzorgers. Ouders die zich hieraan schuldig maken kunnen hun kinderen bang maken, kleineren, vernederen. Hierdoor kunnen de kinderen geïntimideerd of gekweld raken.
Een andere vorm van geestelijke mishandeling is verwaarlozing; een vorm van geestelijke mishandeling waarbij ouders hun kinderen negeren of emotioneel niet op hen reageren.
De meest voorkomende vorm van geestelijke mishandeling is verregaande verwaarlozing, hierbij krijgen kinderen geen toezicht of verzorging. Er zijn geen betrouwbare cijfers als het om geestelijke mishandeling gaat. Het vindt vaak binnen een besloten setting (gezin) plaats en er zijn geen fysieke kenmerken. Sommige kinderen zijn veerkrachtig genoeg om hun verleden van mishandeling te overleven, ze groeien op tot psychisch gezonde volwassenen. Met veerkracht bedoelen we het vermogen om omstandigheden te boven te komen die een kind zeer vatbaar maken voor psychische of fysieke schade. Toch is er in veel gevallen sprake van psychische schade, bijv. laag zelfbeeld, misdragingen en slechte schoolprestaties. In extremere gevallen kan het leiden tot crimineel gedrag,
agressie, moord of depressie/zelfmoord. Reden dat mishandeling zoveel negatieve gevolgen heeft is dat de hersenen van de slachtoffers permanente veranderingen ondergaan tgv de mishandeling. Er kan sprake zijn van een kleinere amygdala/hippocampus. De angst en het gevoel van dreiging kunnen tot permanente veranderingen in de hersenen leiden als gevolg van overprikkeling van het limbische systeem (geheugen/emoties).