Psychische stoornis
View themas (4 D's):
- Deviance (afwijkende gedrag)
- Distress (gedragingen of gevoelens waardoor bij de persoon in kwestie of de omgeving sprake is van leed/ negatieve gevoelens)
- Dysfunction
- Danger (gevaarlijk gedrag voor de persoon in kwestie of de omgeving)
Volgens DSM 5 is een syndroom alleen een psychische stoornis wanneer er sprake is van klinisch significante verstoringen iemands cognitie, emotie regulatie of gedrag, welk disfuncties aantoont in het biologisch- psychologisch of ontwikkelingsproces dat ten grondslag ligt aan het mentaal functioneren. Meestal worden de stoornissen geassocieerd met distress binnen iemand's sociale of beroepsmatige leven.
Sociaal afwijkend gedrag en conflicten die met name betrekking hebben op het individu en de maatschappij zijn geen stoornissen tenzij het gedrag voorkomt uit het niet goed kunnen functioneren van de persoon op basis van de eerder genoemde criteria.
Diagnostiek en het labelen van psychische stoornis is essentieel voor wetenschappelijk onderzoek, maar het labelen heeft ook nadelen. Zo leidt het tot een hokjesmentaliteit en worden de eigenschappen van een individu die niet onder de diagnose vallen genegeerd.
Invloed van cultuur van psychische stoornissen
Een psychische stoornis is in een behoorlijk mate een cultureel construct. Culturen verschillen nogal in wat zij zin als abnormaal en wat als normaal. Zo bestaan er cultuurgebonden syndromen. Sommige van deze syndromen zijn overdreven vormen van gedragingen die in geringe mate wel gewaardeerd worden door de cultuur. Vb Anorexia nervosa en slankheidsideaal in de westerse cultuur, internetverslaving in Korea.
Cultuur beïnvloedt ook de beslissing van een clinicus om iets wel of niet als stoornis te labelen. Zo was tot 1973 homoseksualiteit officieel als stoornis opgenomen in de DSM. ADHD is een ander voorbeeld van hoe een algemene culturele veranderingen iets nu als stoornis ziet, terwijl dit vroeger als normale menselijke variatie werd gezien. 3 subtypes van ADHD:
- het voornamelijk onoplettende type
- het voornamelijk hyperactieve/ impulsieve type
- het gecombineerde type
Een belangrijke (ook controversiële) neurale theorie van ADHD gaat uit van gebreken in, of relatief langzamere rijping van de prefrontale kwabben. Medicatie: methylphenidate (o.a. ritalin).
Psychische stoornissen en de hersenen
Alle factoren die bijdragen aan de oorzaak van psychische stoornissen werken op de een of ander manier op de hersenen. Bepaalde onomkeerbare hersenbeschadigingen leiden tot onomkeerbare psychische stoornissen. Vb. Autisme, Alzheimer en syndroom van Down.
Het syndroom van Down is een congenitale ziekte (aanwezig bij de geboorte) die voorkomt bij 1 op ongeveer 700 nieuwgeboren baby's in de VS. Dit syndroom wordt veroorzaakt door een fout in meisose hetgeen resulteert in een extra 21 chromosoom → trisomy 21. Dit extra chromosoom beschadigt verschillende regio's van het ontwikkelend brein zodat de persoon door het leven gaat met middelmatige tot ernstige intellectuele handicaps en met moeilijkheden in de fysieke coördinatie.
Alzheimer is met name aanwezig bij ouderen en komt steeds vaker voor naarmate mensen ouder worden. De ziekte kenmerkt zich door progressieve verslechtering van eerst de cognitieve functies en later ook verslechteringen in de controle van de hersenen op de lichaamsfuncties. De ziekte wordt veroorzaakt door een genetische aanleg en algemeen verzwakkende effecten van het ouder worden.
Oorzaken van psychische stoornissen
Veel psychische stoornissen zijn episodisch (=omkeerbaar), de aanleg voor een dergelijke stoornis bevind zich in de hersenen. Ook al kan een ervaring in de omgeving een episode van de stoornis triggeren. De meeste psychische stoornissen hebben meer dan 1 oorzaak.
Drie categorieën oorzaken van psychische stoornissen:
- Aanleg (predisposing): meestal gaat het om genetische kenmerken die invloed hebben op de hersenen. Aanleg kunnen ook voortkomen uit schadelijke effecten op de hersenen vanuit de omgeving, zoals giftige stiffen, virusinfectie.
- Aanzet (precipitating) oorzaken zijn onmiddellijke gebeurtenissen in iemands leven die ervoor zorgen dat de stoornis begint te uiten. Bijv. verlies, onverwachte verandering.
- Behoudende (perpetuating) oorzaken zijn het consequenties van de stoornis die de stoornis in stand houden als die eenmaal begonnen is. Soms zijn het de positieve gevolgen, vb. het krijgen van aandacht, die de stoornis in stand houden, maar meestal zijn het de negatieve consequenties.
Over het algemeen worden psychische stoornissen net zo vaak bij mannen als bij vrouwen vastgesteld. Er zijn wel verschillen in het soort stoornis; bij mannen zie je vaker antisociale persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik en bij vrouwen angst en depressie.
Angststoornissen
Bij de verschillende angststoornissen is angst het meest prominente symptoom. De angst kan zowel voor specifieke gebeurtenissen, objecten of gegeneraliseerd zijn. Onder angststoornissen vallen:
- Fobieen
- Post traumatische stress stoornis
- Gegeneraliseerd angststoornissen
- Paniekstoornis
- Obsessieve compulsieve stoornis
→ bij al deze stoornissen spelen genen rol als aanlegoorzaken
Gegeneraliseerd angststoornis
Een gegeneraliseerde angststoornis is een angststoornis waarbij sprake is van een ernstige mate van zorgen maken over meerdere dingen. Mensen met deze stoornis ervaren vaak spierspanning, geïrriteerdheid en slaapproblemen. Om de DSM 5 diagnose van gegeneraliseerde angststoornis te krijgen moeten de persoon in kwestie last hebben van een ernstige mate van zorgen maken die interfereert met het dagelijks functioneren. Dit patroon van zorgen maken moet minstens zes maanden aanwezig zijn en onafhankelijk van andere mentale stoornissen plaatsvinden.
Onvoorspelbare, traumatische ervaringen in de jeugd en genetische factoren verhogen de kans op een gegeneraliseerde angststoornis. De stoornis uit zich bij mensen met een aanleg ervoor meestal na de eerste levensveranderingen in de volwassenheid (nieuwe baan, kind krijgen) of na beangstigende gebeurtenis zoals krijgen van een ernstige ziekte. Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis zijn erg gevoelig voor bedreigende stimuli → hyper vigilance.
Fobie
Een fobie is een intense, irrationele angst voor een bepaalde categorie objecten of gebeurtenissen. Om de diagnose fobie te krijgen moet de angst al lang bestaan en erg genoeg zijn om het dagelijkse leven te ontregelen. Een fobie is een veel voorkomende psychische stoornis. Mensen met een fobie weten vaak dat hun angst irrationeel is, maar kunnen het niet controleren. Fobieën zijn over het algemeen overdreven angsten voor dingen waar de meeste mensen wel een beetje bang van zijn. Specifieke fobieën zijn over het algemeen gericht op dingen die veel mensen tot op zekere hoogte erg vinden, zoals slangen, spinnen en hoogtes.
Paniek
Paniek is een gevoel van hulpeloze angst. Paniek kom bij de meeste mensen voor, maar meestal alleen in bepaalde, zeer stressvolle situaties. Bij mensen met een paniekstoornis komt dit gevoel van paniek op onverwachte tijden, zonder dat er een specifieke bedreiging is in de omgeving. OM de diagnose te krijgen moet iemand ten minste twee paniekaanvallen hebben gehad en zich daarna minimaal een maand extreem zorgen hebben gemaakt over het krijgen van nieuwe aanval of leven veranderende beslissing hebben gemaakt op basis van deze angst. De paniekstoornis komt vaak in combinatie met agorafobie. Ook bij paniekstoornis is het vaak zo dat deze uit na een stressvolle gebeurtenis of een belangrijke verandering.
Posttraumatische stressstoornis (PTSS)
In DSM 5 PTSS is opgenomen onder 'Trauma en stressgerelateerde stoornissen'. Bij PTSS komen de symptomen voort uit een of meerdere emotioneel traumatische gebeurtenissen (oorlog, misbruik)
Mensen met PTSS beleven op een oncontroleerbare, beangstigende manier steeds opnieuw de traumatische gebeurtenis. Dit kan zowel in nachtmerries als in flashbacks zijn. Andere symptomen zijn: depressie, emotionele afvlakking, schuldgevoel, slapeloosheid, hoge arousal en prikkelbaarheid. Bij PTSS zie je regelmatig de combinatie met alcohol of drugsmisbruik. Genetische aangleg en onvoldoende sociale steun vergroten de kans op PTSS.
Obsessieve compulsieve stoornis (OCS)
Een obsessie is een verstorende gedachte waarvan de persoon weet dat die irrationeel is, maar die steeds weer het bewuste van de persoon binnendringt. Een compulsie is een herhaaldelijke handeling die meestal uitgevoerd wordt in reactie op een obsessie. Criterium voor de diagnose OCS is dat iemand minimaal 1u per dag bezig moet zijn met de obsessies en compulsies. De obsessie lijken qua inhoud op de obsessies die je ook bij de normale bevolking terug ziek: ziekte, dood enzo. De meest voorkomende compulsieve handelingen zijn controleren en schoonmaken. Voor OCS zijn observeerbare abnormaliteit in de hersenen gevonden: betrokken gebieden zijn frontale cortex en delen van het limbische systeem en basale ganglia.
Stemminstoornis
Iedereen heeft wel eens een sombere of juist euforische stemming, maar bij sommige mensen verdwijnt deze stemming niet na verloop van tijd zoals normaal het geval is. Dan spreken van depressie en manie.
Stemmingsstoornissen:
- Depressie
- Bipolaire en gerelateerde stoornissen
Depressie (unipolair)
Depressie kenmerkt zich door langdurige somberheid, een gevoel van waardeloosheid, de afwezigheid van plezier en zichzelf de schuld geven van dingen. Depressie kan ook leiden tot verstoorde eet- en slaappatronen en motorische symptomen. Onderscheid volgens DSM 5:
- Major depression, waarbij er ernstige symptomen aanwezig zijn en langer dan twee weken
- Dysthymie, symptomen zijn minder ernstig en waarbij symptomen minimaal 2jr aanhouden
Periodes van major depression kunnen overlappen met een meer chronische staat van dysthymie.
De genen die betrokken zijn bij de aanleg van de gegeneraliseerde angststoornis zijn ook betrokken bij de aanleg van depressie. De stoornissen komen dan ook regelmatig voor bij zelfde persoon.
Van cognitief perspectif kenmerkt depressie zich door negatieve denkpatronen. Beck legde als 1st nadruk op negatieve cognitie. Negatieve cognitieve triade: negatieve kijk opzichzelf, op wereld en toekomst.
Abramson en Seligmans hopeloosheidstheorie van depressie: patiënten hebben een manier van denken over negatieve gebeurtenissen die de hoop dat het leven ooit nog beter wordt onderuit haalt. Een tegenstrijdigheid betreffend de hopeloosheidstheorie is of de hopeloosheid gedachtepatroon enkel depressie reflecteert of dat het ook een oorzaak is van depressie.
Onderzoek heeft aangetoond dat er allelen zijn die bevorderlijk. beschermend zijn tegen depressie. Consistente bevinding is de effecten van de gen (5-HTT) die neurotransmitter serotonine in de hersenen wijzigt. 5-HTT gen komt voor in twee allelen; een korte en lange. Mensen met de korte vorm hadden meer kans op een depressie, bleek uit onderzoek, maar alleen wanneer ze tijdens de kindertijd bloot waren gesteld aan verschillende stressvolle situaties. Uit onderzoek met DAT 1 gen (dopamine transport) bleek dat volwassenen meer kans hadden op depressie als ze vroeger veel te maken hadden gehad met afwijzing door de moeder, maar alleen bij een specifieke combinatie van alles (TT vs CC of CT)
De hormonen die worden afgescheiden tijdens psychologisch lijden kunnen bepaalde hersengebieden zoals de hippocampus en delen van prefrontale kwab doen krimpen. Deze veranderingen zijn omkeerbaar door verhoogde afscheiding van serotonine en norepinephrine. Een nog niet bewezen standpunt is depressie komt o.a. uit door stressgerelateerde verlies van neuronen of neurale verbindingen in bepaalde delen van het brein. Dit is consistent met het feit dat depressie vaak volgt op een langere angstige periode.
Bipolaire stoornis
Bipolaire stoornissen hebben depressieve episodes en manische episodes. Meestal zitten er tussen de episodes maanden of jaren van een relatief normale stemming.
- Bipolaire I stoornis. Hierbij heeft de persoon minimaal 1 manische episode gehad en minimaal 1 depressieve episode (1% v.d. bevolking)
- Bipolaise II stoornis (hypomane episode) is de piek van de manie episode minder sterk. (2-3%)
De aanleg voor bipolaire stoornis is voor een groot gedeelte genetisch bepaald. Stressvolle gebeurtenissen kunnen manische en depressieve episodes triggeren bij mensen die hier aanleg voor hebben.
Manische periodes kenmerken zich door een eurforisch gevoel, toegenomen self-esteem, energie, verhoogde spraakzaamheid en een enorm veel vertrouwen in eigen kunnen. In het begin van een episode kan die productief zijn maar daarna wordt de beoordeling steeds slechter en het gedrag steeds onaangespaster. Bij sommige mensen uit manie zich niet als euforie maar als agressie. Er zijn tekenen van een verband tussen hypomanie en verhoogde creativiteit.
Schizofrenie
Schizofrenie is een ernstige psychische stoornis die bij ongeveer 0.7% v.d. mensen voorkomt. Globaal kun je stellen dat schizofrenie zich meestal voor het eerst uit tijdens de adolescentie of jong volwasssenheid. Soms herstellen mensen volledig van hun schizofrenie, soms gedeeltelijk en soms wordt de stoornis steeds ernstiger naarmate iemand ouder wordt. Schizofrenie betekent letterlijk gespleten geest. Eugen Beuler gebruikte de term eerst, hij geloofde dat schizofrenie het resultaat was van splitsing in mentale processen zoals aandacht, perceptie, emotie, motivatie en denken, waardoor bizarre en slecht georganiseerde gedachtes en acties tot stand komen.
DSM 5 diagnose schizofrenie:
- Serieuze afname in het vermogen om voor zichzelf te zorgen, om sociale manier met andere mensen om te gaan en om te werken.
- Minimaal een maand lang 2 v.d. volgende 5 symptomen: hallucinaties, waanideeën, negatieve symptomen, ongeorganiseerde gedachten en spraak, ongeorganiseerd of katonisch gedrag.
Drie cluster van schizofrenie symptomen:
- Positieve symptomen: hallucinaties, waanideeën
- Negatieve symptomen: gebrek aan of reductie van gedachten, drang, gevoelens.
- Ongeorganiseerde symptomen: ongeorganiseerde beweging, gedachten, spraak
→ waanideeën zijn valse overtuigingen waarin iemand blijft geloven zelfs als ze geconfronteerd worden met bergen tegenovergestelde bewijs.
Oorzaken van schizofrenie
Dopaminetheorie stelt dat schizofrenie het gevolg is van te veel activiteit in de hersensynapsen waarvan dopamine de neurotransmitter is. Aangepaste vorm van dit theorie → in bepaalde hersengebieden is overactiviteit van dopamine en in andere gebieden onderactiviteit. Dit leidt tot positieve en negatieve symptomen.
Rol van glutamaat: belangrijke recpetormoleculen zijn defect bij mensen met schizofrenie. Bewijs hiervoor komt o.a. van PCP, PCP gebruikers tonen schizofrenieachtige symptomen. PCP interfereert met glutamaat-neurotransmissie.
Mensen met schizofrenie hebben structureel andere hersenen dan mensen die stoornis niet hebben. Vaak zijn de ventrikels vergroot en het weefsel erom kleiner. Ook verliezen mensen die later in hun leven schizofrenie ontwikkelen meer grijze massa in hun adolescentie en jong volwassenheid.
Prenatale condities (ondervoeding, virusinfectie) blijken ook een rol te spelen bij ontwikkeling van schizofrenie.
Persoonlijkheidsstoornissen
Een persoonlijkheidsstoornis is een stabiel patroon van gedachten, gevoelens en gedrag dat het gevoel van de zelf, doelen en capaciteit voor empathie en/of intimiteit van een persoon beschadigt. De DSM identificeert 10 persoonlijkheidsstoornissen die verdeeld zijn over dire clusters.
- Clsuter A: paranoïde-, schizoïde- en schizotypische persoonlijkheidsstoornissen.
- Cluster B: borderline-, antisociale-, theatrale- en narcistische persoonlijkheidsstoornissen.
- Cluster C: afhankelijke-, ontwijkende- en obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornissen
1. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
Mensen met paranoïde PSS worden vaak zeer gestrest van andere mensen en vinden hen erg verdacht. Ze hebben als kenmerk dat zij het gedrag van anderen opzettelijk als bedreigend ervaren en hebben last van achterdocht. 0,5-3% volwassenen en komt vaker bij mannen.
2. Schizoide persoonlijkheidsstoornis
Laten weinig emoties zien en neigen ertoe om sociale relaties te vermijden → zijn graag alleen. Zijn vaak egocentrisch en niet veel beïnvloed door kritiek. 1% van de mensen.
3. Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
Vertonen extreem ongemak in sociale situaties, hebben bizarre denkpatronen en gedragsmatige excentriciteiten (bijv dragen van vreemde kleding). Ze kunnen moeilijk een baan behouden en leiden vaak een passief onproductief leven. 2-4% van bevolking en vaker bij mannen.
4. Antisociale persoonlijkheidsstoornis
Neiging om continu geweld te gebruiken, de rechten van anderen te schenden en worden soms gerefereerd als sociopaten of psychopaten. Zij liegen vaak, gedragen zich impulsief en lijken zich niet te bekommeren om de consequenties van hun acties.
5. Borderline persoonlijkheidsstoornis
Belangrijke kenmerk van borderline persoonlijkheidsstoornis is instabiliteit, o.a. instabiliteit van emoties en instabiliteit van het zelfbeeld. Daarnaast is vaak sprake van dramatische veranderingen in identiteit, doelen, vrienden en zelfs seksuele orientatie. Wegens hun impulsiviteit vertonen zij vaak roekeloos gedrag waardoor zij in de problemen kunnen komen. Zelfmoordpogingen zijn veelvoorkomend, ong 75% doen minsten 1x poging en 10% slaagt erin. 1-1,25% v.d. bevolking en 75% ervan is een vrouw.
6. Theatrale persoonlijkheidsstoornis
Zoeken continu de aandacht, zo gedragen zij zich alsof zij altijd op het podium staan en zij kunnen beschreven worden als ijdel, egocentrisch en emotioneel geladen. Zij zijn continu bezig met hoe anderen hen beoordelen.
7. Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Egocentrisch en zoeken continu bewondering aan anderen, hebben een gebrek aan empathie en voelen zich grandioos en overmoedig in hun exceptionele talenten of kenmerken. Ze overdrijven hun begaafdheden waardoor zij vaak als arrogant worden waargenomen.
8. Vermijdende persoonlijkheidsstoornis
Excessief verlegen en voelen zich ongemakkelijk en geremd in sociale situatie. Ze zijn erg bang om afgewezen te worden in sociale situaties en vermijden hierdoor sociaal contact.
9. Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
Vertonen een extreme behoefte om verzorgd te worden. Zij zijn bang om gescheiden te worden van belangrijke mensen in hun leven en geloven dat zij niet voor zichzelf kunnen zorgen. Hierdoor stellen zij zichzelf zeer gehoorzaam tegenover hun relatiepartners op en laten zij anderen belangrijke besluiten voor henzelf nemen.
10. Obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis
Erg bezig met orde en controle en zijn hierdoor inflexibel en niet bereid om te veranderen. Ze zijn geneigd om hoge standaarden voor henzelf en anderen te stellen hetgeen kan leiden tot een extreme mate van voorzichtigheid.