H15. Persoonlijkheid

Persoonlijkheid is de algemene interactiestijl van een persoon met de wereld. Een trek (trait) is een relatief stabiele neiging van een persoon om zich op een bepaalde manier te gedragen. Een stemming ( state) is een emotionele of motivational staat die net als een trek gedefinieerd kan worden als een innerlijke entiteit waarover we conclusies kunnen trekken aan de hand van observeerbare gedragingen. Het verschil tussen een stemming en een trek zit in de duur: persoonlijkheidstrekken zijn relatief vaststaand, stemmingen zijn tijdelijk.
Er zijn verschillende theorieën over persoonlijkheidstrekken met allemaal hetzelfde doel, namelijk het specificeren van een overzichtelijk aantal persoonlijkheidsdimensies die gebruikt kunnen worden om fundamentele psychologische verschillen tussen mensen te beschrijven → factoranalyse.

Persoonlijkheidsverschillen
Twee manieren van persoonlijkheidsverschillen verklaren:
- Proximate verklaring richten zich op manieren waarop verschillende genen en ervaringen ons verschillend maken.
- Ultimate verklaring richt zich op de functies en de waarde van overleving van deze verschillen.
Het feit dat ze op die punt in de evolutie nog steeds van elkaar verschillen duidt er op dat er evolutionaire voordelen zijn van deze verschillen. De genetisch verschillen kunnen namelijk het ene individu in staat stellen zich aan te passen aan nieuwe situaties en het andere individu niet.

Persoonlijkheidsdimensies
Big five theorie (vijf factoren model) van persoonlijkheid:
- Extraversie-introversie
- Vriendelijkheid (agreeableness - antagonism)
- Nauwkeurigheid (conscientiousness - undirectedness)
- Openheid voor ervaring (openness to experience - non-openness)
- Emotionele stabiliteit (neuroticism - stability)
Vragenlijst om persoonlijkheidstrekken te maken: de NEO personality inventory test. Er zijn verschillende correlaties te vinden tussen persoonlijkheidsmetingen en de werkelijke gedragingen die erop wijzen dat de persoonlijkheidsmeting valide is.
Verschillen in persoonlijkheidstrekken beschrijven de psychologische verschillen, maar verklaren ze niet. Uit onderzoek is gebleken dat persoonlijkheid redelijk stabiel blijft tijdens de volwassenheid.  Sommige van de veranderingen in de persoonlijkheid die gespaard gaan met het ouder worden, worden toegeschreven aan toegenomen volwassenheid. Ook belangrijke levensgebeurtenissen kunnen de persoonlijkheid veranderen op allerlei manieren en op elke leeftijd.

Persoonlijkheidstrekken
Persoonlijkheidstrekken zijn deels genetisch bepaald. Uit verschillende onderzoeken is naar voren gekomen dat de erfelijkheid coefficient ongeveer .50 is. De effecten die de familie heeft waar een kind opgroeit op de persoonlijkheid zijn verwaarloosbaar. Dit gaat dwars in tegen de opvatting die lange tijd heeft geheerst, namelijk dat de ouders een onuitwisbare invloed hebben op de ontwikkeling van de persoonlijkheid van hun kind.
Persoonlijkheidstrekken kunnen gezien worden als relatief stabiele persoonskenmerken. Echter onderzoekers hebben een persoonlijkheidstrek ontdekt die niet geassocieerd is met stabiliteit, maar met verandering: Differentiële kwetsbaarheid voor omgevingsinvloeden. Zo blijkt kinderen die angstig zijn meer gevoelig zijn voor de effecten van ouderschap dan andere kinderen.
Ellis en Boyce benoemden gevoelige kinderen die biologisch gevoelig zijn voor de context als orchidee kinderen. Net als orchideeën bloeien deze kinderen wanneer ze liefdevolle zorg krijgen maar verwelken zij snel wanneer de omgeving niet ondersteunend is. Paardenbloem kinderen → overleven in elke omgeving.
Hoog sensitieve persoonlijkheid (HSP) → persoonlijkheidstrek geïdentificeerd waarbij mensen die trek hebben zich meer bewust zijn van subtiliteiten in hun omgeving, ervaren meer diep verwerken en makkelijker overweldigd zijn in hoog stimulerende omgeving.

Invloeden van de sociale omgeving op persoonlijkheid
Vanuit evolutionair oogpunt kun je persoonlijkheid zien als algemene strategieën voor het oplossen van problemen rond het overleven en voortplanten. De eerste sociale omgeving waaraan een mens zich moet leren aanpassen is de familie. Kinderen die in dezelfde omgeving opgroeien, kunnen deze omgeving heel verschillend waarnemen en verschillend ervaren. hierdoor zouden broertjes en zusjes die in hetzelfde gezin opgroeien van elkaar kunnen verschillen. Ook bepaalde gebeurtenissen kunnen ervoor zorgen dat de persoonlijkheden van familieleden zich verschillend ontwikkelen, net als keuzes die ze maken.
Bestaande persoonlijkheidsverschillen kunnen er ook voor zorgen dat mensen bepaalde situaties anders ervaren.
- Sibling contrast: De nadruk binnen de familie gelegd op verschillen tussen broertjes en zusjes.
- Split-ouder identificatie: de verschillende kinderen in het gezin zich meer identificeren met een van beide ouders.
Mannen en vrouwen verschillen qua persoonlijkheid: vrouwen scoren vaak hoger op vriendelijkheid, neuroticisme en nauwkeurigheid. Op de andere factoren zitten de verschillen meer op facetten binnen deze factoren dan in scores op de factoren als geheel. Gender beïnvloedt ook de relatie tussen persoonlijkheid en tevredenheid met het leven. Persoonlijkheidstrekken die ingaan tegen de stereotypes kunnen emotionele kosten hebben.

Freud
Sigmund Freud is de grondlegger van de klinische psychologie en een grondlegger van de klinische benadering van persoonlijkheid. Veel van Freuds cliënten hadden problemen waarvoor geen lichamelijke oorzaak was aan te wijzen. Freud stelde dat het de herinneringen in het onbewuste waren die het lijden veroorzaakten. Vanuit dit idee ontwikkelde hij een behandelingsmethode om de client bewust te maken van zijn onbewuste herinneringen, verlangens en emoties.
Psychoanalyse = Freuds theorie over persoonlijkheid. Het was de 1ste theorie van de stroming die we tegenwoordig psychodynamische theorieën noemen.
Aannames van de huidige psychodynamische theorieën:
- Mensen zijn zich vaak onbewust van hun motieven
- Mensen hebben verdedigingsmechanismen die onacceptabele en beangstigende gedachten en motieven buiten het bewustzijn houden.
Volgens psychodynamische theorieën liggen verschillen in persoonlijkheid in de variaties van de onbewuste motieven van mensen en in de manier waarin mensen zichzelf tegen angst beschermen. Aangezien de onbewuste motieven van ons gedrag niet toegankelijk zijn voor introspectie, geven mensen vaak valse verklaringen voor hun gedrag waar ze zelf in geloven.
Om een client te kunnen helpen was het nodig dat Freud inzicht kreeg in het onbewuste van een client. Freud stelde dat hij dit kon doen door bepaalde aspecten van hun spraak en andere gedragingen te analyseren. Uit al deze aanwijzingen trok hij vervolgens conclusie: uitgangspunt was bewuste mind logisch werk, dus minst logische aanwijzingen zijn onbewuste.
Freud zag versprekingen en andere fouten als aanwijzingen van het onbewuste. Ook legde hij de nadruk op de inhoud van dromen en gebuikte bij vrije associatie. Volgens Freud moesten met name de drang tot agressie en de drang naar seksualiteit onderdrukt worden en zich op indirecte manieren uiten.Persoonlijkheidsverschillen worden dan ook gezien als verschillen tussen mensen in de manier waarop ze proberen deze soorten drang te verbergen en te kanaliseren.
Waar Freud mensen als van nature asociaal zag, stellen de meeste psychodynamische theoretici na hem dat mensen van nature sociale wezens zijn en dat sociale interactie uit meer bestaat dan seks en agressie. Zo stelt Horney dat mensen een aangeboren drang hebben naar zekerheid en hiervoor hebben ze anderen nodig. Zij stelt ook dat basis angst de meest fundamentele emotie is.
- Objectrelaties: interacties tussen een kind en de objecten (mensen) waaraan het kind gehecht is.
Erik Erikson en psychosociale theorie → Erikson geloofde in de psychoseksuele fasen die opgesteld waren door Freud en ook in zijn drie componenten structuur van de geest. Tevens geloofde hij in het onderbewustzijn. Hij verschilde echter van Freud in de belang dat hij hechtte aan de rol van de maatschappij in het vormen van persoonlijkheid.
Erik Eriksons 8 fasen van psychosociale ontwikkeling:
1. Basaal vertrouwen vs wantrouwen (tot 1 jr)
2. Autonomie vs. schaamte en twijfel (1-3jr)
3. Initiatief vs spijt ( 3-6jr)
4. Industrie vs inferioriteit (6jr -puberteit)
5. Identiteit vs identiteit verwarring (12-18 jr)
6. Intimiteit vs isolatie (jong volwassen)
7. Generatief vs stagnatie (midden volwassenheid)
8. Integriteit vs wanhoop (latere volwassenheid)

Verdedigingsmechanismen
Verdedigingsmechanismen zijn mentale processen die bedoeld zijn om het individu zichzelf te misleiden.
- Verplaatsing (displacement) is wanneer een onbewuste wens of drang die niet door de bewuste mind geaccepteerd zal worden in een andere, meer acceptabele richting wordt geduwd.
- Sublimatie is een vorm van verplaatsing waarbij de energie (de drang) gericht wordt op activiteiten die door de maatschappij sterk gewaardeerd worden.
- Projectie ervaart iemand bewust een onbewuste drang of went, maar niets als van zichzelf, maar als van een ander.
- Onderdrukking (repression) is een mechanisme dat angstwekkende gedachten buiten de bewuste mind houdt.
- Rationalisatie is het gebruikt van bewuste redenering om angstwekkende gedachten of gevoelens weg te redeneren.
- Reactie formatie is het omzetten van een beangstigende wens in een veiliger tegenovergestelde wens.
Sommige mensen passen uit gewoonte bepaalde verdedigingsmechanismen toe als hun gebruikelijke manieren om met stressvolle situaties in hun levens om te gaan. Op dit manier kan het verdedigingsmechanismen gezien worden als een dimensie van hun persoonlijkheid. Het meest volledig onderzochte verdedigingsmechanisme is repressive coping.
Vergeten van traumatische herinneringen is net als het vergeten van andere herinneringen. je vergeet traumatische herinneringen sneller als ze voor het 7e levensjaar plaatsgevonden hebben en je vergeet ze sneller als je er nauwelijks bewust aan denkt.
Valliant deelt de verschillende verdedigingsmechanismen in drie categorieën in.
1. Onvolwassen verdedigingen: deze vertekenen de werkelijkheid het meest en leiden tot het minst effectieve gedrag zoals projectie
2. Intermediaire verdediging leiden tot wat effectievere coping en leiden tot mind vertekening van de werkelijkheid, hieronder valt o.a. reactie formatie
3. Volwassen verdediging leiden tot me minst vertekening en het meest aangepaste gedrag. Hieronder vallen suppressie → bewust vermijden van negatief denken.

Humanistische theorieën
Humanistische theorieën gaan ervan uit dat mensen in staat zijn om zichzelf bewust te begrijpen en te begrijpen dat ze zelf de capaciteit hebben om hun eigen pad te kiezen. Fenomenologie is de studie van bewuste waarneming. Fenomenologische realiteit is humanistische theorieën verwijst naar het bewuste begrip dat iemand heeft van zijn of haar omgeving. → Carl Rogers: zelf-theorie.
Een belangrijke dimensie van individuele verschillen is volgens Rogers de mate waarin iemand het gevoel heeft zijn of haar eigen leven onder controle te hebben. Als je een beslissing ziet als die van jezelf, is de kans ook veel groter dat je door zet. Bovendien voelen mensen die hun eigen verlangens volgen zich gelukkiger en productiever dan mensen die aan de sociale druk toegeven om iets te doen.
Zelf actualisatie → proces van het worden van iemands volledige zelf en het realiseren van je eigen dromen en vermogens.
Maslows hierarchie van menselijke behoeften:
- Fysiologische behoeften (eten, drinken)
- Veiligheidsbehoeften
- Behoefte aan liefde en om ergens toe te bhoren
- Esteem behoeften (zelfrespect en respect van anderen)
- Zelfactualisatie
(voordat je je kunt richten op de behoefte van volgende niveau moeten eerst de behoeften van een lager niveau tot een bepaalde niveau vervuld zijn)