H14. Sociale invloeden op het gedrag

Gedrag van een persoon wordt vaak sterk beïnvloed door de sociale situaties waarin het gedrag plaats vindt. Mensen uit de westerse wereld schrijven gedragingen vaak toe aan het karakter van het individu, maar de sociale psychologie legt juist de nadruk op de sociale setting van het gedrag. Een centraal concept binnen de sociale psychologie is sociale druk. Met sociale druk bedoelen we de complete verzameling van psychologische krachten die uitgeoefend worden door de oordelen, verwachtingen en vereisten van anderen of deze nou echt bestaan of dat iemand zich dit alleen inbeeld.

Effect van emoties op gedrag
Sociale situaties beïnvloeden onze emoties en onze emoties beïnvloeden ons gedrag.
- Sociale pijn = het ongemak dat mensen voelen wanneer ze sociaal afgewezen worden of wanneer ze gewaardeerd gezelschap verliezen.
Sociale pijn en lichamelijke pijn overlappen deels, zo versterken ze elkaar en zijn dezelfde hersengebieden erbij betrokken. Het doel van sociale pijn is waarschijnlijk om ons te motiveren om sociale afwijzingen te vermijden en goede sociale banden te onderhouden met anderen.
Emoties maken ons sociaal acceptabel. De zelfbewuste emoties zijn schaamte, schuld, gene en trots.
- Schuldig voelen werk als motivatie om de beschadigde relatie weer te herstellen.
- Schaamte vloeit meestal voort uit een echte of ingebeelde onvolmaaktheid van onszelf waar de aandacht op gericht wordt.
- Gene is vaak een luchtigere vorm van schaamte, het komt voor als de sociale norm onbewust wordt overschreden of als de persoon onverwachte of ongewenste aandacht krijgt van anderen.
- Trots is de emotionele component van een hoog self-esteem, tegenovergestelde van schaamte.

Effect van de aanwezigheid van anderen op gedrag
Enkel de aanwezigheid van anderen die ons observeren levert al een gevoel van sociale druk op.
- Sociale vergemakkelijking (facilitation) is het prestatieverhogende effect dat de aanwezigheid van een publiek kan hebben
- Sociale interferentie (sociale inhibitie) is het prestatie verlagende effect dat de aanwezigheid van een publiek kan hebben.
Zajonc stelde dat sociale vergemakkelijking optreedt als de uit te voeren taken simpel zijn of goed beheerst worden (dominante acties) en dat sociale interferentie optreedt als de uit te voeren taken complex zijn of nog geleerd moeten worden (niet-dominante acties). Volgens Zajonc zorgt de aanwezigheid van een publiek voor een verhoging van het niveau van arousal en drive. Deze verhoging leidt tot een verhoogde inzet en dus tot een betere prestatie op dominante acties, maar interfereert met de bewuste gedachtegang en dus tot slechtere prestatie niet-dominante acties.
Sociale interferentie kun je zien als deel van choking onder druk.  Choking komt vooral voor bij taken die een sterk beroep doen op het werkgeheugen.
- Stereotype dreiging is het gevoel van dreiging dat voorkomt wanneer een persoon, voor hij of zij een test gaat maken, eraan wordt herinnerd dat hij of zij behoort tot een groep waarvan volgens sociale stereotypes verwacht wordt dat ze slecht presteren op de test. Stereotype dreiging is een oorzaak van de self full filling prophecy.
- Impressiemanagement is de hele verzameling van manieren waarop mensen bewust en onbewust hun gedrag aanpassen onder de indruk die anderen van ze hebben te beïnvloeden.
De informatieve invloed is de sociale invloed die aanwijzingen bied over de objectieve aard van een situatie of gebeurtenis. Daarnaast bestaat er ook nog de normatieve invloed, dit is de sociale invloed die werkt door het verlangen van iemand om bij een groep te horen of om geaccepteerd te worden door anderen.

Invloed van normen
Kelling stelde het gebroken raamtheorie van misdaad op. Deze theorie stelt dat misdaad wordt aangemoeidgd door het fysieke bewijs van chaos en gebrek aan zorg. Door de omgeving netjes te houden en zo te voorkomen dan mensen in aanraking komen met fysiek bewijs van chaos (bijv. gebroken glas, graffiti) en gebrek aan zorg, neemt de criminaliteit af.
Veel boodschappen die bedoeld zijn voor het grote publiek hebben als doel om slechte gedragingen af te leren. Toch dit in boodschappen vaak een tegenstrijdigheid: bijv. roken is slecht voor je, maar veel mensen roken. De boodschap zegt dus dat het slecht voor je is maar ook dat het normaal is. Het is veel beter om in dit soort boodschappen te stellen dat de meerderheid van de mensen zich op de gewenste manier gedraagt en dat de mensen die dus niet het gewenst gedrag vertonen afwijken. Conformiteit heeft op deze manier positieve effecten.
- Diffusie van verantwoordelijkheid → vb. mensen die getuige zijn van een misdaad zijn minder geneigd om het slachtoffer te helpen als er ook nog andere getuigen zijn.

Verzoek en gedrag
De verzoeken van anderen hebben invloed op ons gedrag. Meestal hebben we de neiging om te voldoen aan verzoeken, voornamelijk als het kleine verzoeken zijn. De neiging om aan verzoeken te is meestal positief omdat meeste verzoeken redelijk zijn en we weten dat als we iets voor een ander doen de kans groter is dan dat zij in de toekomst iets voor ons doen.
Verkooptechnieken:
- Lage bal techniek : Hierbij stemt de klant een product te kopen voor een lage prijs en na een tijdje komt de verkoper met het verhaal dat het echt niet mogelijk is om het product voor zo'n lage prijs te verkopen en dat de prijs omhoog moet. Vaak twijfelde de klant voordat hij/zij uberhaupt instemde maar nadat ja had gezegd verdwijnen deze twijfels (cognitieve dissonantie) → vaak koopt de klant de product voor hoge prijs.
- Voet tussen de deur techniek: de verkoper vraagt de klant eerst om een kleine gunst. Als de klant ingaat op die kleine verzoek is de kans groter dat ze later ingaan op een groter verzoek.
- Pregiving-techniek: Verkopers geven eerst iets cadeau en vervolgens proberen ze iets te verkopen. Mensen die het cadeau aangenomen hebben voelen zich vaak verplicht om iets te kopen bij de verkoper.
Gehoorzaamheid is het ingaan op verzoeken van een persoon die we als autoriteit of leider zien en we het verzoek zien als een order.

Milgram
Milgram deed onderzoek naar ongehoorzaamheid. Hij wilde graag ontdekken welke vormen van psychologisch druk ten grondslag liggen aan de bereidheid van mensen om een kwaadwillige order uit te voeren. Milgram deed een onderzoek waarbij proefpersonen schok tussen 15 volt - 450 volt onder de toezicht van onderzoeker moest geven. Elke keer als de proefpersoon wil stoppen probeert de onderzoeker proefpersoon over te halen om door te gaan. Pas als de proefpersoon blijft weigeren wordt het experiment gestaakt.
Het opvallende resultaat van dit onderzoek is dat 65% van de proefpersonen door ging met het experiment tot het einde ondanks de fait dat ze er van overtuigd waren dat ze de leerling  (de persoon die de schokken krijgt) ontzettend veel pijn deden. Veel proefpersonen vonden het moeilijk vol te houden, maar deden dat wel onder de invloed van de onderzoeker.
Factoren die meespelen:
- Gehoorzaamheid aan een legitieme autoriteit: Onderzoeker was fysiek dichter bij de proefpersoon dan de leerling. Hierdoor is de onderzoeker voor de proefpersoon prominenter aanwezig. Als de onderzoeker van een ander kamer communiceert, zijn proefpersonen veel minder geneigd om te blijven gehoorzamen.Ook als de leerling fysiek nabij de proefpersoon is neemt de neiging om te gehoorzamen af.
- Geen voorbeeld van alternatief gedrag: Proefpersonen waren de enige in de kamer. In een onbekende en stressvolle situatie kan het handig zijn om een model te hebben dat je kunt volgen.
- Verantwoordelijkheid: de proefpersoon schuift immers de verantwoordelijkheid van de pijn van de leering af op de onderzoeker. Als de proefpersoon zelf verantwoordelijk is, is de neiging om te gehoorzamen veel minder sterk.
- Voet-tussen-de-deur techniek: De orders die de proefpersoon in het begin krijgt is niet erg moeilijk om uit te voeren, de schokken zijn dan nog niet zo sterk. Maar omdat proefpersonen eerdere orders uitgevoerd hebben zijn ze ook meer geneigd om de latere orders uit te voeren.
- Cognitieve dissonantie: De volgende schok is niet veel sterker dan de vorige, dus het weigeren om de volgende schok te geven betekent ook toegeven dat je de vorige ook niet had moeten geven.

Sociaal dilemma
Prosociaal gedrag = vrijwillig gedrag dat het doel heeft anderen te helpen. Twee soorten prosociaal gedrag:
- Altruisme
- Mutualisme of coöperatie
Het fundamenteel doel van gezelligheid (sociability) is coöperatie. Mensen leven en werken samen met anderen omdat dit hun kansen op overleving vergroot. Mensen zijn dus gericht op samenwerking, maar hebben ook hun eigen behoeften en interesses die ze nastreven.  Een sociaal dilemma is wanneer het uitvoeren van een bepaalde actie of het niet uitvoeren van een bepaalde acties, gewin oplevert voor de persoon zelf maar schade oplevert voor een groep.

Groepdiscussies
Groepen die informatie uitwisselen worden altijd door elkaar normatief beinvloed. Vaak voelt het goed om het met die persoon eens te zijn en ongemakkelijk om het oneens te zijn. Als een groep het oneens is over iets eindigt het vaak in een compromis. Maar als de meerderheid van de groep dezelfde mening deelt of als iedereen dezelfde mening deelt leidt dat vaak tot groepsplorarisatie.
Verklaring van groepspolarisatie:
- Informatieve verklaring richten zich vooral op het uitwisselen van argumenten over een bepaalde stelling. Als je meer argumenten hebt die jou mening steunen, zal je mening sterker worden.
- Normatieve verklaringen richten zich meer op het verlangen van mensen om goedkeuring te krijgen van de anderen in de groep.
Hypotheses over normatieve verklaring:
- One up man ship hypothese: groepsleden strijden met elkaar om de sterkte aanhanger van standpunt te worden
- Groepsdifferentiatie hypothese stelt dat mensen de door hun groep gedeelde meningen verdrijven om zich zo meer te onderscheiden van andere groepen.