Meetniveaus en frequenties

Opnoemen welke meetniveaus worden onderscheiden

  • Er  zijn 2 soorten meetniveaus
    - Categorisch en continue
  • Categorisch
    - Nominaal meetniveau: categorieën die alleen zijn te benoemen maar niet te ordenen. Bijv haar kleur.
    - Ordinale meetniveau: categorieën ordenen, maar de afstand tussen de categorieën is onbekend. Bijv opleiding.
  • Continue 
    - Interval: intervallen tussen opeenvolgende meetwaarden zijn altijd even groot
    - Rationiveau: variabelen waar de meeste mensen bekend mee zijn
  • Operationalisaties op het continue meetniveau hebben meer power dan categorische operationalisaties, die om die reden zoveel mogelijk moeten worden vermeden
Uitleggen dat meetniveaus meestal een keuze van de onderzoeker zijn
  • Meetniveaus zijn vaak niet zozeer eigenschappen van variabelen ‘in de realiteit’, maar kenmerken van operationalisaties, oftewel van meetinstrumenten of manipulaties, en die worden door de onderzoeker gemaakt. Je kan leeftijd bijvoorbeeld als interval variabele meten, maar ook ordinaal (jonger dan 18 - tussen 18 en 30 - tussen 30 en 50)
Uitleggen waarom hogere meetniveaus de voorkeur verdienen boven lagere meetniveaus
  1. Er zijn altijd meer deelnemers nodig naarmate het meetniveau van de betreffende variabelen lager is.
  2. Meeste variabelen zijn nou eenmaal simpelweg continu.
  3. Het is altijd mogelijk om van continue variabelen terug te gaan naar lagere niveaus, maar niet andersom. Als een deelnemer ‘35 tot 50’ aankruist, is immers onbekend of de leeftijd 36 is of 47.
  4. Tot slot bestaan groepen mensen vaak niet uit duidelijk onderscheidbare subgroepen: elke indeling in categorieën zal dus vaak een vertekening van de werkelijkheid opleveren.
Uitleggen hoe categorische variabelen kunnen worden beschreven
  • Modus
  • Mediaan
  • Frequentieverdeling
Beschrijven wat frequentieverdelingen zijn
  • Frequentieverdeling
    Kijken hoe vaak elke meetwaarde voorkomt.
  • Frequentietabel heeft 4 kolommen
    - De absolute frequenties, aantal datapunten met elke meetwaarde
    - Percentage t.o.v. alle datapunten, ook datapunten zonder meetwaarde
    - Percentage t.o.v. het subtotaal, datapunten met meetwaarde
    - Cumulatieve percentage t.o.v. het laatste subtotaal: blijf percentages optellen tot dat de 100% is bereikt
  • Van een interval variabele wordt een categorische variabele gemaakt
  • Frequentieverdeling is niet praktisch met continue variabelen (lange lijst, elke meetwaarde komt bijna niet voor)
Beschrijven wat staafdiagrammen zijn
  • Staafdiagrammen
    geven een beeld van de verdeling van een variabele (absolute en relatieve frequentie van elke meetwaarde)
    - Geen x-as (geen gelijke verdeling
    - Er kan geen density plot worden gegenereerd
    - Geen verdelingsvormen
  • Een staafdiagram maak je bij een discrete verdeling. Dit gaat bijna altijd om kwalitatieve data (nominaal of ordinaal). Een histogram maak je bij een continue verdeling. Dit gaat altijd om kwantitatieve data (interval of ratio).
Uitleggen dat betrouwbaarheidsintervallen ook voor categorische variabelen berekend kunnen worden
  • Zoals veel steekproevenverdeling zijn ook steekproefverdeling van proporties is normaal verdeeld. Dus kun je de standaardfout en dus de betrouwbaarheidsinterval berekenen.
  • Formule: