Charles Robert Darwin werd onverwacht gevraagd voor de positie van naturalist aan boord van het schip H.M.S. Beagle. Darwin zou de kapitein ondersteunen met geologische, mineralogische en biologische observaties, maar zou de kapitein ook de aankomende vijf jaar vergezellen in zijn kamer. Bij zijn terugkomst stond Darwin bekend als een talentvol en gerespecteerde geoloog en verzamelaar van biologische samples. Hij had een aantal belangrijke observaties gedaan, die voor hem het begin waren van het ontwikkelen van de evolutietheorie door natuurlijke selectie: een revolutionaire biologische theorie met onmetelijke implicaties voor de psychologie.
Darwins vroege leven
Darwin kwam uit een rijke en respecteerde familie. Zijn vader was arts. zijn vader kwam uit een beroemde families die chinees services produceerde en zijn grootvader Erasmus Darwin was een van de bekendste intellectuele figuren van zijn tijd. Darwin bezat al vroeg in zijn leven twee belangrijke kwaliteiten. Allereerst was hij zeer nieuwsgierig en had een voorliefde voor de natuur. Daarnaast was hij een warme en sympathieke man, wat hem vrijwel bij iedereen geliefd maakte.
Darwin werd naar een medische school gestuurd, waar hij taxidermie leerde. Medicijnen vond hij niet interessant genoeg en hij had nare herinneringen aan deze schooltijd. Zijn vader plaatste hem daarom op de Universiteit van Cambridge, waar Darwin werd klaargestoomd om Anglicaans predikant te worden. Hier was hij lid van een club die de Gourmet Club werd genoemd. Deze club stond bekend om hun jacht op vogels en beesten, dit voorheen nog onbekend waren voor de smaakpapillen v.d. mens. Dit kwam echter tot een vroegtijdig eind toen zij probeerden een bruine uit te eten.
Darwin vond geometrie leuk, maar had desondanks 'ruzie' met de binomiale theorie. Vooral het verzamelen van kevers gaf hem veel plezier. Hij noemde dit zijn 'bewijs van mijn ijver'.
Darwin's enthousiasme voor natuurhistorie en zijn gemoedelijke persoonlijkheid trokken de aandacht van meer Cambridge's meer wetenschappelijk georiënteerde faculteit. Dit waren vooral John Stevens Henslow en Adam Sedgwick, professoren in plantkunde en geologie. Darwin ging mee op een van hun excursies naar het platteland en trok veel op het Henslow. Met Sedgwick ging hij na zijn adstuderen in 1831 een zomer naar het noorden van Wales voor geologische tour.
De reis van de Beagle
Darwins reis op Beagle begon in december 1831. Darwin bedacht een sample-zak, dit achter het schip aan sleepte en waarin hij duizenden zeewezens vind die hij vervolgens onderzocht en classificeerde. Hij las over geologie, geografie en biologie. Hij hield een gedetailleerd dagboek bij waarin hij zijn observaties en gedachten beschreef. De bemanning noemde hem 'de filosoof'. Na twee haar was enkel de oostkust van Zuid Amerika onderzocht, waarna de Beagle nog twee jaar aan de westkust spendeerde voordat zij begonnen aan hun lange reis in richting de Galapagoseilanden, Tahiti, Nieuw-Zeeland, Australië en de Kaap de Goede Hoop.
De invloed van Charles Lyell
Tijdens de eerste maanden op zee las Darwin de 'Principles of Geology', geschreven door Charles Lyell. Dit boek promoot een theorie die uniformitarianisme heet: de belangrijkste eigenschappen van de aarde zijn het resultaat van geleidelijke processen, dit zich voltrokken over een onmeetbare hoeveelheid tijd. En in het heden gebeurt dit nog net zoveel als in het verleden. Lydell betwist de toen overheersend alternatieve theorie van het catastrofisme lag in de compatibiliteit ervan met een letterlijke interpretatie v.d. bijbel. Hierbij representeert de zondvloed de belangrijkste geologische natuurramp. Het catastrofisme kwam ook goed overeen met de toen algemeen aanvaarde schatting v.d. leeftijd v.d. aard als slechts ong. 6000 jaar, zoals berekend door de Ierse aartsbisschop James Ussher. Dit deed hij door het optellen v.d. leeftijden v.d. aartsvaders uit het oud testament na Adam en Eva.
Geologische ontdekkingen
Voor het vertrek v. Darwin hebben Henslow en Sedgwick hem aangemoedigd het boek van Lyell te lezen en erover na te denken, maar er niet in te geloven. Toch raakte Darwin steeds meer onder de indruk. Zo vond hij fossielen van zeedieren hoog in het Andesgebergte en een aardbeving in Chili zorgde dat delen v.d. kust zich ineens een paar voet hoger boven het zeeniveau bevonden dan voorheen. Vergelijkende gebeurtenissen kwamen vaker voor over een onmetelijke periode in tijd, zoals beschreven door het uniformitarianisme. Darwin schreef deze bevindingen op en stuurde zijn werk naar Lyell en andere geologen. Dit gaf hem in Engeland de reputatie als een invloedrijke geologische observeerde en leidde tot een wetenschappelijke opinie in het voordeel van het uniformitarianisme. Tevens veronderstelde Darwin dat de aarde al zeer oud was, wat een noodzakelijke voorwaarde werd voor zijn latere evolutietheorie.
Biologische ontdekkingen
Darwin vond o.a. de megatherium. Dit fossiel had het skelet van een moderne luiaard, maar het formaat van een moderne olifant. Een vreemd wezen van neushoorn-formaat, maar zonder hoorns, werd de toxodon genoemd. Dit andere vreemde fossielen fascineerde ook de Engelse naturalisten. Darwin verzamelde ook duizenden levende plant- en diersoorten, waarvan de meesten nog onbekend waren onder wetenschappers.
Twee gedachtelijnen
Terwijl hij op zijn biologische bevindingen reflecteerde, nam hij twee algemene gedachtelijnen aan. Ten eerste vroeg zich geregeld af wat de mogelijke functies van de gevonden dierlijke eigenschappen zijn. Het veranderen van kleur vane en octopus naar de kleur van de achtergrond was voor hem overduidelijk. Daar waar andere observatoren het gedrag van een bepaalde dier 'langzaam' en 'dom' noemden, zocht Darwin naar het nut. De sensitiviteit voor de functionele aanpassing van alle biologische fenomenen hielp hem later om tot zijn evolutietheorie te komen. Zijn tweede belangrijke gedachtelijn begin bijna toevallig toen Darwin de geografische verdeling van soorten begon op te merken. Hij zag dat dieren aan beide zijden v.d. Andes vaak totaal verschillend van elkaar waren, ondanks dat het klimaat en andere omstandigheden over het algemeen hetzelfde waren. De reuzeschildpadden bijv. lieten kleine maar karakteristieke verschillen zien in de vormen van hun schild, wat een ervaren observator liet weten op welk eiland ze geboren waren. Verschillende populaties van de gewone bruine vink verschilden alleen in de grootte en vorm van hun snavels.
De terugreis naar huis
Darwin wilde in oktober 1835 graag terug naar huis, vooral omdat hij nieuwsgierig was nadat zijn familie hem had verteld dat hij al zeer bekend werd in wetenschappelijk kringen. Zijn verzonden samples waren goed behouden gebleven, en Henslow had uittreksels gemaakt van passages van zijn brieven en deze werden door de Cambridge Philosophical Society gepubliceerd: Darwin's eerste wetenschappelijke publicatie.
De evolutietheorie van natuurlijke selectie
Zijn boek 'Journal of Researches into the Geology and natural history of the various countries visited during the voyages of the HMS Beagle under the command of captain FotzRoy, RN' werd een ondmiddelijke bestseller en vestigde Darwin als een voorloper in zijn vakgebied, en een populaire naturalist en reizende schrijver.
In 1837 begin Darwin met het opschrijven van zijn gedachtegang. In een van zijn notitieboeken ging hij specifiek in op een van de meest lastige en controversiële vragen in de biologie. Deze vraag ging over hoe de miljoenen verschillende diersoorten die de aarde bewonen oorspronkelijk zijn ontstaan. het antwoord op deze vraag dat in die tijd geaccepteerd werd, was dat alle soorten gecreerd waren op een en hetzelfde moment, als een complete en onveranderlijke entiteit.
God als ontwerper
Aanhouden van deze traditionele kijk stelden dat de theorie wordt bevestigd door het eerste hoofdstuk van Genesis, waarin staat dat op de vijfde dag God 'elke bewegend levend wezen' op aard had gecreëerd. de meer wetenschappelijke term hiervoor was het argument van ontwerp. Deze term is oorspronkelijk afkomstig van de filosoof/theoloog William Paley. Volgens Paley zijn de verbazingwekkende gecompliceerde organen van verschillende diersoorten zo perfect geconstrueerd en aangepast aan hun functie, dat ze wel ontworpen moeten zijn door een soort machtige en deskundige ontwerper, ofwel 'de hand van God'.
Het idee van geleidelijke evolutie
Darwin wist dat een soortgelijke theorie van geleidelijke evolutie al was gepromoot door zijn grootvader Erasmus Darwin. Daarnaast er in 1809 de zooloog Jean Baptiste Lamarack die voorstelde dat soorten evolueren en veranderen als gevolg van overervende lichamelijke veranderingen, die ontstaan door het vrijwillig trainen of juist het niet meer gebruiken van bepaalde organen.
Een gebrek aan bewijs en in tegenspraak met de Bijbel
Ondanks dat Lamarck en Erasmus Darwin het idee van evolutie onder de wetenschappelijke aandacht brachten, werd de theorie lang niet overal geaccepteerd. Erasmus had geen manier voorgesteld waarop deze evolutie zich zou kunnen voltrekken en de theorie van Lamarck legde niet uit hoe niet-vrijwillige kenmerken zouden ontstaan. De evolutie was daarnaast ook nog eens in tegenspraak met de letterlijke beschrijving van de schepping van alle soorten in genesis, die sterk bepleit werd door de Anglicaanse kerk. Dus toen Charles Darwin terugkeerde van zijn reis, werd het idee van evolutie nog steeds gezien als niet respectabel en had nog niet zodanig vorm aangenomen dat het serieus overwogen kon worden als een alternatief voor het bestaande ontwerp.
Darwins frustratie en bewijs
In de maanden na zijn terugkomst concludeerde Darwin dat het idee van de evolutie of transmutatie van soorten serieus genomen moet worden. Het duizelingwekkende aantal verschillende soorten in de natuur, vaak slechts subtiel verschillend van elkaar, leek meer te wijzen op een lang bestaand en nog steeds voortdurend proces over vele generaties van soorten, dan op een aparte creatie van elke soort. Daarnaast had hij persoonlijke uitgestorven fossiele soorten waargenomen die op moderne soorten leken in alle behalve in de grootte. Daarnaast waren er de Galapagos vinken wiens duidelijk verschillende snavelstructuren suggereerden dat geleidegelijk veranderingen en ontwikkelingen over generaties wel degelijk mogelijk waren. Darwin wist ook dat het fokkers gelukt was om verschillende variaties of rassen van huisdieren konden creëren, door een zorgvuldige selectie van vele generaties. Schaaphonden zijn een voorbeeld van zo'n zorgvuldig gefokt ras.
Geïnspireerd door Thomas Malthus
In de herfst van 1838 bedacht Darwin plotseling een plausibel mechanisme voor het geleidelijk evolueren van ontelbare stabiele soorten in een natuurlijke staat, naar aanleiding van het lezen van 'for amusement' van Thomas Malthus. Malthus geloofde dat de meeste mensen voorbestemd zijn om in armoede te leven, omdat hun mogelijkheden om de populatie te vegroeten veel beter zijn dan hun mogelijkheid om voedselproductie te verhogen. Malthus stelde dus dat uiteindelijk de populatiegrootte de voedselproductie zal overtreffen, wat zal leiden tot een algemene staat van schaarste en armoede. Deze theorie greep de verbeelding van Darwin. Bij elke soort worden over vele generaties ontelbare individuen verwekt. Slechts een deel hiervan zal de ontberingen van hun omgeving overleven om de soort voort te planten. Degenen die overleven zullen over het algemeen die individuen zijn die het beste aangepast zijn aan de gevaren die in de omgeving voorkomen, En als hun adaptieve karakteristieken erfelijk zijn, zullen hun nakomelingen deze karakteristieken ook hebben en in grotere getallen overleven en voortplanten dan hun minder bevoordeeld kameraden. Darwin had zo dus eindelijk een plausibel mechanisme gevonden voor de evolutietheorie voor soorten.
Natuurlijke selectie
Darwin zag dus de natuur als niet alleen het aan banden leggen van de onbeperkte groei v.d. populatie. Hij zag natuur ook als de kracht die selecteert welke individuen, met welke erfelijke eigenschappen, de grootste kans hebben om te overleven en voort te planten. Kijkende naar de enorm lange tijd, moeten veranderingen en variaties in de natuurlijke omgeving talloze gelokaliseerde veranderingen in selectiedruk geproduceerd hebben. Dit zou leiden tot de geleidelijke evolutie van talloze verschillende soorten. Dus de natuurlijke selectie levert de 'motor', of het mechanisme dat theoretisch nodig om een evolutionair proces te ondersteunen.
De oorsprong v.d. soorten
Darwin wist dat zijn theorie niet zo snel geaccepteerd zou worden, mede omdat het een storende veronderstelling met zich mee bracht over de rol v.d. mens in de natuur. De bijbel ziet de mens in een categorie apart v.d. dieren, maar Darwin zag anatomische overeenkomsten met veel dieren en plaatse de mens in het ecologische systeem. In 1842 en 1844 schreef hij samenvattingen v.d. theorie, maar publiceerde dit niet. Hij vertelde maar een handvol betrouwbare vrienden, incl de geoloog Lyell en de botanist Joseph Hooker over zijn geloof in de evolutie. Pas in 1856 vond Darwin dat hij genoeg bewijs had om zijn theorie te publiceren. Hij begon te werken aan een werk getiteld 'Natural selection', waarvan hij verwachtte dat het 3000 paginas zou gaan bevatten.
Alfred Tussel Wallace
Echter in 1853 werd Darwin bruut gestoord door een brief en een manuscript van de naturalist Alfred Russel Wallace. Terwijl Wallace aan het herstellen was van malaria had hij een nieuwe evolutietheorie bedacht en hierover schreef hij aan Darwin. Darwin las gechoqueerd de brief van Wallace over een theorie die oorspronkelijk zijne was. Hij wist niet hoe hij hierop moest reageren en stuurde het manuscript naar Lyell en Hooker, die er al eerder op hadden aangedrongen dat hij zijn theorie moest publiceren voordat iemand anders het deed. Zijn vrienden regelden een eervolle compromis. Uittreksels v.d. ongepubliceerde samenvatting van Darwin uit 1844 en de nieuwe paper v. Wallace zouden beide gelezen worden, in de afwezigheid van beide auteurs op de volgende bijeenkomst v.d. Linnean Society. Ontwikkeling v.d. evolutietheorie door natuurlijke selectie in juli 1858 door Darwin en Wallace gedeeld.
On the orgin of species
Darwin wilde zijn theorie ondersteunen met zeer veel bewijs. Nu zijn geheime theorie echter onthuld was wilde hij de theorie vooral snel publiekelijk onder aandacht brengen. Dit hoefde niet perse met zijn 1000 pagina's 'Natural selection' maar wel een lang genoeg werk om de kracht v.d. theorie te illustreren. Daarom spendeerde hij een jaar aan het schrijven van 'On origin of species by means of natural selection, or the preservation of flavoured races in the struggle of life'. Dit boek met 490 pagina's werd in 1850 gepubliceerd en werd het meest invloedrijke boek v.d. eeuw. Ondanks dat dit boek voornamelijk over planten en dieren gaat, onstond er een debat betreffende de vraag of mensen hier los van staan en een speciale creatie zijn van God, of 'afstammelingen v.d. apen'.
Thomas Henry Huxley (1825-1895)
De niet strijdlustige Darwin deinsde zelf terug v.d. polemieken (=geschreven oorlog) maar vond een bijzonder uitgesproken voorstander in Thomas Henry Huxely. Huxely was een expert in de anatomie v. primaten en schreef Darwin gelijk nadat hij met overtuiging 'Origin of species' had gelezen. Hij werd de 'Bulldog v. darwin' genoemd nadat hij o.a. de natuurlijke selectie verdedigde in een debat in 1860 tegen Samanual Wilberfoce, de bisschop v. Oxford.
Meer bewijs
Een jaar later werden er twee nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen gedaan. Ten eerste werden er fossielen van de uitgestorven archeoteryx gevonden, de oudste vogel. Dit wezen had vingers op zijn vleugels en wervels en een staart zoals reptiel. Darwin had eerder al gespeculeerd dat de vogels geëvolueerd zijn uit de reptielen, dus met deze ontdekking werd zijn theorie ondersteund. In 1861 herstelde een Afrikaanse ontdekker de schedels en opgezette lichamen van gorillas. De gorilla bleek anatomische zeer te lijken op de mens. Deze ontdekkingen bewezen niets voor de evolutie en samenhangende soorten, maar leverden wel aanwijzingen die de geloofwaardigheid van de theorie erg hielpen. Verder bewijs volgde snel, en binnen een aantal jaar werden de argumenten v.d. 'Origin' algemeen geaccepteerd door een overweldigend meerderheid van deskundige onderzoekers.
Darwin en psychologie
In origin of species voegde Darwin een korte profetische paragraaf toe waarin hij suggereerde dat de menselijke mentale kwaliteiten uiteindelijk gezien kunnen worden als het resultaat van evolutie. Het volgende decennium liet hij het uitwerken van dit over aan anderen, waaronder zijn neef Francis Galton. Darwin had in het begin niet veel aandacht voor de psychologie, maar in 1870 publiceerde hij ' The descent of man', in 1871 ' Selection in relation to sex', in 1872 'The expression of the emotions in man and animals' en in 1877 'A biographical sketch of an infant'.
The descent of man
In the descent of man beschreef Darwin dat mensen afstammeling zijn van dierlijke voorouders. Dit argument opende hij met de structurele overeenkomsten tussen mensen en de hogere klasse dieren, bijv. overeenkomsten in botten, spieren, bloedvaten , ingewanden, zenuwen en het belangrijkste van alle organen de hersenen. Al deze kenmerken plaatsen Homo sapiens zeer waarschijnlijk in het domein v.d. fysiek evoluerende soorten. Hierna wilde Darwin laten zien dat er geen fundamenteel verschil is tussen de mens de hogere zoogdieren in mentale vermogens, zoals moed en vriendelijkheid. Zo stelde hij o.a. dat honden veel dezelfde emoties vertonen als mensen, zoals jaloezie, trots, schaamte en zelfs een vorm van humor. Dieren vertonen geheugen, aandacht en nieuwsgierigheid en omdat honden ook dromen en hierin bijv. ook kwispelen kan er gesteld worden dat zij de mogelijkheid tot verbeelding hebben. Daarnaast stelde Darwin dat dieren de grondbeginselen van rede vertonen, de enige eigenschap van de ziel die Descartes exclusief had toegeschreven aan de mens. Ze hebben baat bij leren van ervaring, communiceren met elkaar door geluid en gebaren en waarderen schoonheid door duidelijke paringsvoorkeuren voor verschillende lichaamsmarkeringen en versieringen. Na vele van deze voorbeelden overwogen te hebben concludeerde Darwin categorisch: "Het verschil in geest tussen de mens en de hogere zoogdieren, hoe groot het ook is, is er duidelijk een van gradaties en niet van soort".
Ras
De victoriaanse eeuw in Groot Brittannië staat bekend om de extreme verschillen in houdingen en overtuigingen over ras en de oorzaken etnische verschillen. Een van de extremen waren de polygenisten, die stelden dat de niet-Europese "wilde" mensen duidelijk een verschillend soort wezens zijn. De monogenisten, anderzijds, geloofden in de gedeelde afkomst en verwantschap v. alle menselijke groepen, hoewel ze ook breed variërende theorieën aanhielden om de geobserveerde onderlinge verschillen te verklaren. Sommigen schreven bijv deze verschillen vooral toe aan de omgeving en aan culturele variabelen, terwijl anderen geloofden dat de Afrikaanse groepen afstammen van de Bijbelse Ham, de zoon van Noach. Zij stellen dat de nakomelingen door God vervloekt zijn en door het nageslacht van Noachs andere zonen veroordeeld werden tot slavernij. Volgens Darwin bestond er geen twijfel over het feit dat de omgeving- en educatieve variabelen zeer belangrijk waren in het produceren van individuele verschillen tussen mensen en dat voornamelijk de slavernij verschrikkelijke effecten had op de slachtoffers ervan. Tijdens zijn reis aan boord van de Beagle was Darwin ontzet over de relaties tussen meesters en slaven op Braziliaanse plantages. Hij concludeerde dat het karakter van de slaven in het algemeen superieur is aan dat van hun witte meesters. de 'gepolijste barbaren' die hen onderdrukten en kleineerden. Darwin zag de huidskleur als een natuurlijke aanpassing op verschillende blootstelling aan direct zonlicht.
Seksuele selectie
De volledige titel van Darwins boek was 'The descent of man, and selection in relation to sex'. Het laatste gedeelte van deze titel bevat het controversiële onderwerp: de kwestie van verschillen tussen mannen en vrouwen. In zijn boek noemde hij dit seksuele selectie: de geleidelijke selectie en evolutie van karakteristieken die bijzonder gunstig zijn voor het voortplantingssucces. Om hun genetisch materiaal door te geven moet men niet alleen fysiek overleven maar ook paren en voortplanten. Mannen en vrouwen vormen een voorkeur voor een bepaald soort leven gezel, waardoor er een druk ontstaat voor een bepaald type schoonheid om te evolueren. Darwin geloofde dat seksuele selectie ook menselijke evolutie beïnvloedde, wat resulteert in een aantal karakteristieke mentale en fysiek verschillen tussen de seksen.
Geslacht
Ondanks zijn onpartijdigheid in het toeschrijven van positieve mentale kwaliteiten aan vrouwen, was Darwin toch eenduidig als het gaat om intellectuele kwaliteiten. Hij ging uit van een algemene intellectuele superioriteit. Zijn idee dat mannen en vrouwen zodanig evolueren dat dit leidt tot verschillende psychologische eigenschappen die elkaar aanvullen, werd bekend en bekritiseerd onder de naam complementaire hypothese. Darwin stelde dat mannen meer door evolutie zijn veranderd dan vrouwen en als gevolg meer onderlinge variatie laten zien. Volgens deze variatiehypothese zou bijv de reikwijdte van mannen van verschillende lengtes groter zijn dan bij vrouwen, wanneer je de lengte van populaties volwassen mannen vrouwen meet. Darwin schreef dat de oorzaak van deze grotere variatie onder mannen onbekend was. Hij paste dit idee dan ook niet expliciet toe op de intellectuele verschillen tussen mannen en vrouwen. Anderen deden dit echter wel, bewerende dat in een grote populatie mannen meer gevallen bevat van extreem hoge intelligentie, vergeleken met een vergelijkbare groep vrouwen.
Een biografische schets van een kind
Vijf jaar na 'The expression of the emotions' herinnerde Darwin zich dat hij een gedetailleerde log had bijgehouden van zijn eerstgeboren kind. Zevenendertig jaar later bleek hij zin notities over de vele reflexen van zijn zoon en publiceerde een herschreven stuk van tien pagina's. Vandaag de dag wordt dit werk nog steeds gezien als een mijlpaal in de geschiedenis v.d. kinderpsychologie. Darwin zag de ontwikkeling van zijn zoon als de geleidelijke versterking, toename in ingewikkeldheid, en fusie van de oorspronkelijk eenvoudige en losstaande handelingen. Taal bijv pas na het horen en begrijpen van woorden gedurende een bepaalde periode, zou zijn zoon zelf nieuwe betekenisvolle woorden gaan vormen en uitvinden. Hij suggereerde dat de ontwikkeling van een individu behoort. Tijdens het leren van taal, ging zijn zoon versneld door dezelfde fasen waar zijn pre-menselijke voorouders vermoedelijk doorheen zijn gegaan. Daarom suggereert Darwin dat elk individu op de een of ander manier de beginselen van zijn lange evolutionaire verleden behoudt. Dit was tevens nog een element van zijn algemene argument voor evolutie.
Sociaal Darwinisme
Kort na Darwin's dood werd het sociaal darwinisme opgericht. Ondanks dat deze Darwin's naam droeg, had de beweging net zoveel te danken aan de productieve filosoof Herbert Spencer, als aan Darwin zelf. Zij hielden dan ook een aantal ideen aan die Darwin niet ondersteunde. Spencer was al een aanhanger v.d. evolutietheorie v. Lamarck, zelf voordat Darwin 'Origin' had geschreven, en schreef zelf 'Principles of psychology' in 1855.
Synthetische filosofie
In het ambitieuze programma 'synthetische filosofie' deed Spencer een poging tot het classificeren v.d. diverse disciplines v. biologie, psychologie, sociologie en antropologie onder een in principe evolutionaire kijk. Hij stelde dat individuele organismen, soorten, politieke systemen en gehele samenlevingen hetzelfde zijn in dat ze allemaal de neiging hebben o te evolueren van relatief eenvoudig en homogene entiteiten tot complexere en heterogene entiteiten. Hij geloofde dat zulke evolutie zeer gewilde 'vooruitgang' opleverde, waarbij hij veronderstelde dat door de ongeremde competitie tussen individuen onderling, alleen de sterkste overleefden. Deze sterkste konden dat de soort in stand houden. Vooruitgang van alle diersoorten zou maximaal behaald moeten worden door samenleving en overheden die vrije competitie toestaan. Darwin was enigszins terghoudend richting Spencer en zijn synthetische filosofie.
Vergelijkende psychologie en individuele verschillen
Binnen de zich ontwikkelende discipline v.d. psychologie had Darwin een meer permanente en positieve invloed. Vlak voor zijn dood gaf hij zijn jongere vriend George J. Romanes volledige toegang tot zijn aantekeningen over dierlijk gedrag. Romanes voegde aan deze notities een eigen onderzoek toe en publiceerde twee baanbrekende boeken: 'Animal intelligence' en 'Mental evolution in animals'. Romanes beschreef zijn werk als vergelijkende psychologie, een naam die werd gekozen als analogie v.d. gevestigde discipline van vergelijkende anatomie. Romanes stelde dat het onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen tussen meerder dierlijke psychologische functies mogelijk een licht kon werpen op hun menselijke tegenhangers, op dezelfde manier waarop het onderzoek naar fysiek structuren dat deed. Binnen de menselijke psychologie, eiste de theorie van Darwin dat de geest en het gedrag in het algemeen niet langer bekeken konden worden als statisch "gegeven". Beide konden slechts beschreven en geanalyseerd worden.