H10. Sociale invloeden en sociale psychologie

Mesmerisme
Johann Joseph Gassner was een priester die beweerde dat hij ziekte kon genezen door exorcisme. Veel patiënten rapporteerden verbetering na zijn behandeling, maar veel anderen dachten dat hij doordreef en klakkeloos toepaste. Daarom werd de Weense fysicus Franzz Anton Mesmer gevraagd om de behandelingen van Gassner te onderzoeken. Mesmer kon patienten op een vergelijkbare manier genezen, maar d.m.v. magnetisme i.p.v. bovennatuurlijk exorcisme. Mesmer dupliceerde de effecten van Gassnet en stelde dat de effecten het resultaat waren van een sterke magnetische kracht.  Mesmer deed een aantal belangrijke ontdekkingen over het fenomeen hypnotisme en heeft een poging gedaan om dit wetenschappelijk te verklaren. Ook heeft hij onderzoek gedaan naar de sociale invloedsprocessen.
Mesmer
In 1766 haalde Mesmer zijn doctoraat in geneeskunde. Veel van zijn proefschrift had hij overgenomen van iemand anders, maar een van de delen die hij niet had overgscgreven ging over een kracht die hij dierlijke zwaartekracht noemde. Hij stelde dat magnetisme werd veroorzaakt door een groep onzichtbare en mysterieuze vloeistoffen, zoals elektriciteit, zwaartekracht en gassen zoals helium.
Mesmer's behandeling
In 1773 begin Mesmer een patient te behandelen die aan periodieke aanvallen leed, bestaand uit symptomen zoals convulsies, overgeven en ontstekingen. Hij liet zijn patient ijzer slikken en plaatste magneten op verschillende delen van haar lichaam. Vervolgens voelde ze een bepaalde kracht door haar lichaam gaan, gevolgd door de symptomen die ze tijdens de aanvallen ook had. Nadat de aanval afgelopen was, verdwenen de symptomen voor zes uur. Hij herhaalde deze behandeling een aantal keer en het leek te werken. Vervolgens paste hij de therapie ook bij anderen toe, maar dit keer suggereerde hij indirect dat zodra de magneten geplaatst werden, ze een aanval zouden krijgen, De meeste patiënten reageerden zoals verwacht.
Het ontstaan van dierlijk magnetisme
Daarna probeerde hij de behandeling zodra magneten, maar nog steeds suggererend dat ze een aanval zouden krijgen. De methode werkte ook, maai i.p.v. te concluderen dat magnetisme niets te maken heeft met zijn therapieën, Kwam Mesmer op het idee dat zijn eigen lichaam een sterke bron van dierlijk magnetisme was en dat dit therapeutisch even effectief was als een echte magneet. Volgens hem bevatte elke persoon - en de bijbehorende omgeving - een magnetische kracht die soms verzwakt kon raken. Dit leverde dan symptomen van ziekte op. Het gebruik van een sterke magnetische brong versterkt het veld weer, zodat de symptomen ook weer verdwenen. Toen er teveel patiënten om een behandeling kwamen vragen, kwam hij met het idee van zijn baquet (letterlijk: kuip) die gebruikt kon worden voor massaproductie van magnetische kuren.
Sociaal contagion en het einde van dierlijk magnetisme
Door mensen in groepen te behandelen ontstond er een toename in de reacties v.d. patiënten, door het fenomeen dat nu door sociale psychologen 'social contagion' wordt genoemd. De reacties die door een aantal patiënten als eerst getoond werden, lieten de andere patiënten zien hie ze zouden moeten reageren, zodat ze ook mee konden doen. Uiteindelijk werd er bij Mesmer ook een onderzoek ingesteld, net als eerder bij Gassner. De onderzoekers die de magnetische therapie ondergingen, ontdekten dat zij ongevoelig waren. Ook ontdekten ze dat mensen een aanval kragen als er iets gepresenteerd wordt waarvan ze overtuigd waren dat het gemagnetiseerd was, terwijl dat in feite niet zo was. Ze concludeerden dus dat er geen bewijs voor was dat magnetisme bestond. Ze ontkenden niet dat patiënten soms beïnvloed werden, maar stelden dat de invloed vooral verbeeld was, i.p.v. fysieke kracht.

Van Mesmerisme tot Hypnotisme
Toen Mesmer zich in 1784 terugtrok, zorgden zijn enthousiaste studenten ervoor dat magnetisme toch toegepast bleef worden. Een van die studenten, Amand Marie Jacques de Chastenet deed daardoor een aantal belangrijke ontdekkingen.
Kunstmatig somnambulisme
I.p.v. dat patiënten een aanval kregen, wist Chastenet een van zijn patiënten juist in een vredige en slaperige trance te brengen. Eenmaal in die staat konden patiënten vragen beantwoorden en gecompliceerde gedragingen uitvoeren, zonder dat ze zich achteraf konden herinneren wat er gebeurd was. Deze staat noemde hij eerst perfecte crisis, maar hij verving de term snel door kunstmatig somnambulisme. Chastenet ontdekte dat patiënten, als ze eenmaal in trance waren, gemakkelijk beïnvloed konden worden. Het niet kunnen wat herinneren van wat er tijdens de trance gebeurd is, wordt ook wel post-hypnotische amnesie genoemd. Post-hypnotische suggestie is het effect waarbij aan de deelnemers tijdens de trance verteld wordt wat ze moeten doen wanneer ze wakker worden, zonder dat ze zich in hun wakkere staat bewust zijn van wat hen eerder geïnstrueerd. Daarnaast had Chastenet twee overtuigingen: 1. deelnemers in trance konden dingen doen die ze normaal onmogelijk zouden vinden en 2. deelnemers kunnen niet tegen hun wil in gehypnotiseerd worden, of dingen doen tijdens de trance die tegen hun morele principes in gaan. Een verklaring voor de eerste overtuiging is dat hypnose iemand meer ontspannen en zekerder maakt over hun vaardigheid om iets te doen, waardoor hun prestatie verbetert.
Hypnotische beïnvloedbaarheid
Joe Custodio di Faria was sceptisch over de magnetische theorie. Hij probeerde het fenomeen te verklaren door te kijken naar de kwetsbaarheid en de predisposities v.d. deelnemers. Hij demonstreerde dat trance ook uitgelokt kon worden zonder magnetische kracht te gebruiken. 1 op 5 deelnemers reageerde in zijn experiment op dezelfde manier als dat er bij Chastenet gereageerd werd. Faria noemde deze reactie lucide slaap. Hij toonde aan dat lucide slapen bij iedereen mogelijk is, en afhankelijk is v.d. gevoeligheid en aanleg v.d. deelnemers i.p.v. magnetische krachten.
Van Mesmerisme naar neuro-hypnologie
Het mesmerisme is een v.d. meest succesvolle vroege verdovingsmethodes die in de Westerse chirurgie gebruikt werd. In 1843 voerde WS Ward een beenamputatie uit en rapporteerde dat de gemesmerizeerde patient geen pijn kan ervaren. Men was hier niet van overtuigd. James Esdaile paste ook mesmerisme toe in zijn operaties, waardoor het sterftecijfer van gevaarlijke operaties van 50% daalde tot 5%. Ook dat werd niet herkend. In 1844 kwam Horace Welles erachter dat hij pijnloos tanden kon trekken door zijn patiënten eerst met lachgas in slaap te laten vallen. Andere methodes waren ether en chloroform. Deze chemische manieren waren betrouwbaar en universeel toepasbaar. James Braid concludeerde na een kort onderzoek dat mesmerisme wel degelijk echt was en bevestigde eerder resultaten van Chastenet en Faria. Hij demonstreerde mesmerische effecten en benadrukte de gevoeligheid v.d. deelnemers. Ook kwam hij met de term neuro-hypnologie als nieuw naam voor mesmerisme.

Nancy school
De Nancy school van hypnose ontwikkelde zich m.b.v. Ambroise Auguste Liebeault. Hij richtte een praktijk op en begon te experimenteren met hypnotische therapieën. Hij liet zien dat fysieke klachten d.m.v. psychologische en suggestieve factoren gemanipuleerd kunnen worden. Hippolyte Bernheim hoorde over Liebeault en besloot deze methodes ook te leren. Hij vergeleek de kenmerken van mensen die sterk op hypnose reageerden en mensen die er awak op reageerden. Hij concludeerde dat de meeste succesvolle resultaten afkomstig waren van mensen uit lagere sociale klassen. Hij stelde dat de patiënten uit lagere klassen waarschijnlijk meer geconditioneerd waren om te gehoorzamen, waardoor ze meer hypnotische gevoeligheid vertoonden. Hij introduceerde term vatbaarheid, dat verwees naar de geschiktheid om een idee in een handeling om te zetten. Sterk hynotiseerbare patiënten hadden deze eigenschap vaak sterker in zich

De Salpetriere school
Jean-Martin Charcot was de leider van de Salpetriere school. Hij droeg bij aan het rehabiliteren van hypnose als een wetenschappelijk onderwerp door het te presenteren als een somatische uitdrukking van hysterie. Hij had overeenkomsten gevonden tussen hypnose en hysterie, en hij verklaarde dat hysterie en hypnose twee aspecten zijn die dezelfde onderliggende abnormale neurologische conditie hebben. Hij betwiste de bewering van Liebeault dat hypnotische vatbaarheid een normale eigenschap is. De diagnoses van Charcot waren gebaseerd op de assumptie dat veel neurologische ziektes of in hun zeldzame, zuivere vorm voorkwamen of in een gedeeltelijk of incomplete form. Hij besloot om verschillende groepen patienten met bepaalde aandoening te observeren, totdat hij een groepje tegenkwam die dit type kon representeren.
Epilepsie en hysterie
Mensen die leden aan epilepsie en mensen die leden aan hysterie vormden zulke groepen. Zowel bij hynose als hij hysterie vond hij fysieke en mentale afwijkingen die anatomisch niet logisch waren en buiten de controle v.d. deelnemer vielen. Charcot concludeerde dat hypnotische effecten en hysteriesymptomen waarschijnlijk dezelfde oorzaak hebben en dat hypnotische vatbaarheid eigenlijk alleen maar een symptoom is.
Grand hypnotisme
Hij besloot Blance Wittman, een vrouw met hysterie te observeren. Hij observeerde drie fases. De eerste fase was catalepsie waarbij spierverzakking plaatsvond. De tweede fase was lethargie waarbij verkrampingen en onwillekeurige bewegingen plaatsvonden. De laatste fase was somnambulisme waarbij complexe automatische bewegingen en handelingen plaatsvinden (zoals slaapwandelen). Deze drie fasen noemde hij grand hypnotisme.

Gustave Le Bon
Gustave Le Bon stelde dat de meest fundamentele sociale reacties van een persoon afkomstig waren uit onbewuste ideeën en motieven. Hij merkte op dat wanneer mensen een nieuwe taak leerden, ze hun bewuste aandacht op hun gedrag richtten. Zodra de taak goed geleerd was, werd het gedrag meer onbewust en automatisch. Hij concludeerde dat de best geleerde, meest effectieve en meest motiverende ideeën altijd op een onbewust niveau werken. Hij stelde dat het meest fundamentele verschil tussen naties en culturen afkomstig was van verschillende onbewuste ideeën en aanleg. Ook stelde hij dat de mate van bewuste controle over het gedrag van een individu verminderd werd, zodra diegene in een groep geplaatst werd.
De psychologie van groepen
Individuen in een groep hebben de neiging om individualiteit en rationaliteit los te laten, waardoor ze dingen doen die ze eigenlijk in hun eentje nooit gedaan zouden hebben. Le Bon probeerde het gedrag van individuen in groepen d.m.v. 3 factoren te verklaren:
- Mensen in een groep zijn zich bewust van hun grote aantal, en de anonimiteit van hun individualiteit. Samen ben je immers sterker (en anoniemer).
- Het effect v. sociale besmetting
- Toegenomen vatbaarheid voor beïnvloeding van mensen in groepen
De laatste twee factoren zijn al eerder geobserveerd. Le Bon onderzocht de relatie tussen hypnose en het groepsfenomeen, d.m.v. de analyses die hij maakte over de kwaliteiten van effectiever leiders in groepen. De meest effectieve, maar tegelijkertijd ook gevaarlijke, leider is iemand die niet-reflectief, irrationeel en fanatiek is. Ook merkte Le Bon op dat effectieve leiders drie technieken gebruikten om met hun volgers te communiceren. Dezelfde drie technieken werden destijds ook door hypnose therapeuten gebruikt:
Bevestiging: de effectieve leider benadruk altijd meer het positieve dan het negatieve, om twijfels en discussie te voorkomen.
Het herhalen van bevestigingen.
Ervoor zorgen dat er altijd een aantal fanatieke volgelingen tussen de anderen in staan.

Binet en zijn visuele geheugen experiment
Nadat Binet door Delboeuf ontmaskerd was, noemde hij niet-intentionele suggestie "de cholera v.d. psychologie". Samen met Victor Henri ontwikkelde hij een simpele test om het visuele geheugen te testen. In de test kregen deelnemers een rechte lijn te zien. Vervolgens werd er gevraagd om uit verschillende niet-rechte lijnen eentje te kiezen die even lang is. De studies van Binet toonden aan hoe sociale fenomenen zoals conformiteit, vatbaarheid en de ooggetuigenverklaringen v. kinderen gemakkelijk in een laboratorium onderzock konden worden. Norman Triplett voerde een vergelijkbaar onderzoek uit.

Floyd Henry Allport en de sociale psychologie
Allport leverde 3 bijdrages om sociale psychologie te vestigen als een academische discipline. Hij bestudeerde en vergeleek individuele prestaties met die van mensen in een groep. Dit deed hij m.b.v. een aantal tijdsgebonden taken. De kwantiteit van de presentatie per lid van een groep was meer dan wanneer een individu alleen werkt, maar de kwaliteit stelde niets voor. De intensiteit van het werken die in de aanwezigheid van anderen toenam, noemde hij sociale facilitatie. Ook ontdekte hij dat bij taken waarbij men m.b.v. een schaal moet oordelen (zoals plezierig/niet plezierig), deelnemers vaak het extreme vermijden en meer in het midden van de schaal blijven. De homogeniteit v.d. reacties is het gevold v.d. conformiteit-producerende neiging. Allport was ook van mening dat sociale psychologie zich op objectief observeerbare reacties moest focussen, geproduceerde door individuen in een objectief specifeerbare sociale situaties. Hij wees de group fallacy - groepsdenken - af. Allport was dus een voorstander van een sociale psychologie die experimenteel en objectief is, gericht op de reacties van individuen in gecontroleerde situatie.

Solomon Eliot Asch en sociale conformiteit
Asch richtte zich op sociale conformiteit. Asch had dezelfde sociale zorgen als de Gestalt-psychologen. Het plaatsvinden v.d. holocaust, waarbij mensen anderen gehoorzaamden en zo de meest wrede handelingen uitvoerden, wees erop dat de neiging om erbij te horen zich niet beperkte tot atypische persoonlijkheden. Het lijkt eerder een universele neiging te zijn die door situationele factoren beïnvloed kon worden. In deze sociale condities, die invloed op de conformiteit en gehoorzaamheid hadden uitgeoefend, waren sociale wetenschappers en filosofen geïnteresseerd. Asch ging weer terug naar de term "vatbaarheid" en voegde  daaraan toe dat de term een soort passieve acceptatie suggereerde bij sociale druk. Asch vroeg zich af of de deelnemers echt alles geloofden dat hen verteld was en of zich ervan bewust waren dat wat ze verteld is, niet waar is.
Asch's experiment
In zijn experiment bracht hij een groep mensen bij elkaar. Dit experiment lijkt veel op het experiment van Binet met het onthouden v.d. lengte v. lijnen. In het experiment v. Asch was er maar 1 echte deelnemer in de groep, en mocht diegene pas als laatste zijn mening geven. De andere nep-deelnemers bij de eerste twee trials de juiste reactie, en de echt deelnemer gaf uiteraard hetzelfde antwoord. De echte deelnemers bleken hier verschillend op te reageren, maar ze vertoonden wel allemaal dezelfde observeerbare signalen die op verassing en ongemak wezen. Later gaven ze in interviews toe dat sommigen zich verplicht voelden om de rest v.d. groep in hun antwoord te steunen, terwijl anderen meer vertrouwen hadden in eigen oordeel.

Festinger en cognitieve dissonatie
Leon Festinger onderzocht cognitieve dissonantie, een onderwerp waarbij experimentele sociale psychologie met cognitie gecombineerd wordt. Het gaat hier om twee of meer ideeën of overtuigingen, die iemand over een bepaald onderwerp heeft. Deze ideeën zijn met elkaar in conflict. Als iemand zich bewust wordt van het conflict, dan ervaart diegene een oncomfortabele staat van cognitieve dissonantie en is hij gemotiveerd om dat gevoeld te verminderen. Een alternatief idee, ook al is het onjuist, kan ervoor zorgen dat dissonantie minder wordt, wanneer het door meer mensen aangenomen wordt.
Een dollar experiment
Een van de meest bekende experimenten waar in cognitieve dissonantie onderzocht wordt, is het een dollar experiment. Deelnemers moeten eerst in 1u twee extreem saaie taken uitvoeren. Vervolgens wordt er aan de deelnemers gevraagd om de volgend deelnemer - die eigenlijk verbonden is met de onderzoekers - kort volgens een script te vertellen over wat zij tijdens de taak hadden moeten doen. Sommige proefpersonen kregen 1 dollar voor het uitvoeren van dit script terwijl andere proefpersonen twintig dollar kregen. Uiteindelijk moesten alle deelnemers hun oordeel over hoe zij dit vertellen aan de volgende proefpersoon hadden ervaren. De resultaten waren dat de deelnemers die alleen maar 1 dollar gekregen hadden, deze taak positiever beoordeelden dan diegenen die twintig dollar gekregen hadden. De reden was dat de deelnemers in de een-dollar-conditie significant meer cognitieve dissonantie ervoeren, omdat zij een valse positieve rapportage over de ervaring gegeven hebben, terwijl het eigenlijk een vervelende taak is voor zo weinig geld. De twintig-dollar deelnemers hadden meer geld gekregen, waardoor ze hun gedrag makkelijker konden rechtvaardigen zonder met een alternatieve verklaring te hoeven komen, De een-dollar deelnemers moesten hun cognitieve dissonantie verminderen door hun echte mening over de ervaring aan te passen.

Stanley Milgram en gehoorzaamheid
Stanley Milgram was geïnteresseerd in de experimentele psychologie van Asch, Hij verving de onderscheid-taak door een gehoor-taak. Hij wilde als eerste toetsen hoe individuen zich in hun eentje gedragen, om het basisniveau van hun gehoorzaamheid vast te stellen en om te bepalen hoe groepsdruk de meegaandheid kan laten toenemen. In een laboratorium werden twee deelnemers bij elkaar neergezet. Er werden kaarten getrokken om te bepalen wie de leraar en leering zou zijn. Echter, op beide kaarten stond leraar. De medeplichtige zei altijd dat hij de kaart met leerling had getrokken, waarna hij in een cel geplaatst werd waar hij de leraar niet kon zien, maar ze konden nog wel met elkaar communiceren. Aan de arm v.d. leerling werd een elektrode vastgemaakt, waarbij er gezegd werd dat die verbonden was met de schokgenerator. In het experiment leest de leraar een lijst met gespaard woorden voor, en toetst hij de leerling door het eerst woord van het paar op te noemen, en de leerling te vragen om het tweede bijbehorende woord op te noemen. De leraar werd geïnstrueerd om bij elk onjuist antwoord een schol te geven. Hoe meer fouten, hoe heftiger de schok zou worden. De leerling was geïnstrueerd om veel foute antwoorden te geven, en het doel v.d. onderzoeker was om te kijken hoe de leraar zou reageren op het geven van straf. Na verloop van tijd zou de leerling tekenen van pijn en lijden geven, door bijv, op de muren te slaan. Als de leraar twijfelde of aan de onderzoeker vragen stelde over wat er aan de hand was, dan reageerde de onderzoeker met autoritaire commando's dat diegene gewoon moest doorgaan.
Schokkende resultaten
Uit de resultaten bleek dat bij iedereen na de eerste kreten van pijn gewoon schokken bleef toedienen. 2/3 v.d. deelnemers gingen door tot aan de allerzwaarste schokken. Uit de resultaten bleek dus dat normale deelnemers instructies van een betrouwbaar (vaak autoritair) iemand zouden opvolgen, zelfs als ze daarbij een onschuldig persoon extreem veel pijn deden. De tweede ontdekking die Milgram deed was dat er in het experiment enorme druk en spanning ontstond bij de proefpersonen, wat zich uitte in veel zweten, trollen en stotteren en zelfs ongecontroleerd lachen. Milgrams experiment was een demonstratie van de kracht van hoe een bepaalde situatie het sociale gedrag van individuen kan beïnvloeden. Dit zorgt ervoor dat ze zich drastisch anders gedragen dan ze normaal gedaan zouden hebben. Zelfs de meeste normale mensen kunnen zich in een bepaalde situatie anders gedragen en dingen doen die ze normaal nooit zouden doen. De kracht v.d. situatie en de bijbehorende sociale verwachtingen wegen vaak zwaarder dan de persoonlijk aanleg.