De fysieke groei
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de groei van baby's in de pas loopt met hun gewichtstoename. Bij de geboorte is het hoofd ongeveer 1/4 deel van het totale lichaam. Naarmate een kind groei zal dit steeds verder in proportie raken.
Vier principes van groei:
I. Cefalocaudale principe: bovenste lichaamsdelen groeien eerst, daarna onderste.
II. Proximodistale principe: eerst groei romp ( centrum) en daarna de ledematen
III. Principe van hiërarchische integratie: eenvoudige vaardigheden ontwikkelen zich afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar.
Iv. Principe van onafhankelijkheid van systemen: verschillende lichaamssystemen kennen een verschillende groeitempo.
Zenuwstelstel en de hersenen
Bij geboorte heeft een baby 100 tot 200 milj neuronen, de meeste neuronen in de hersenen hebben relatief weinig verbinding met andere neuronen. In de eerste twee jaar van het leven zullen de babyhersenen o.i.v. groeistoffen, milj synapsen tot stand brengen → synatogenese.
Apoptose → als neuronen geen verbindingen vormen met andere neuronen terwijl een kind steeds meer dingen leer dan worden die neuronen overbodig. Als ze te lang inactief zijn zullen ze afsterven waardoor het ZS steeds efficiënter wordt. Als bepaalde zenuwverbinding niet worden gestimuleerd dan zullen deze net als de ongebruikte neuronen geëlimineerd worden → pruning/ snoeien van synapsen.
Plasticiteit is de mate waarin zich ontwikkelende structuren of gedragspatronen te veranderen zijn als gevolg van ervaringen. Plasticiteit bij de hersenen is relatief groot.
Shaken-baby-syndroom
De hersenen zijn nog steeds er gevoelig voor bepaald type letsel. Zeer ernstige letsel kan veroorzaakt worden door een vorm van kindermishandeling. De baby wordt door elkaar geschud door een verzorger waarbij het hoofdje heen en weer beweegt. Dit kan de hersenen, bloedvaten en zenuwen ernstig beschadigen met blijvende letsels, handicap of zelfs dood tot gevolg.
Omgevingsinvloeden op ontwikkeling v.d. hersenen
De plasticiteit, de mate waarin de ontwikkelende structuren of gedragspatronen te veranderen zijn als gevolg van ervaringen is bij de hersenen relatief groot. Zo zijn de zintuiglijke ervaringen van een kind zowel van invloed op de omvang van de individuele neuronen als op de structuur van onderliggende verbindingen. Daardoor zijn de hersenstructuur en het gewicht van de hersenen van kinderen die zijn opgegroeid in een prikkelarme omgeving anders dan die van kinderen die in een stimulerende omgeving zijn opgegroeid.
Een gevoelige periode is een specifieke maar afbakende tijd, meestal vroeg in he leven van een organisme, waarin dat organisme het meest gevoelig is voor omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een specifieke facet van de ontwikkeling.
Integratie van de lichaamssystemen
Ritmen en stadia
Ritmen zijn zich herhalende, cyclische gedragspatronen. Sommige hiervan zijn direct zichtbaar zoals de overgang van waken naar slapen. Anderen zijn subtieler maar nog steeds gemakkelijker op te merken zoals ademhalings- en zuigpatronen. Een van de belangrijkste is dat van de gedragstoestand van een baby, dit zijn mate van bewustzijn tijdens innerlijke als externe stimulatie.
Slaap
Een pasgeboren baby slaapt gemiddeld 16-17u per etmaal. Ze slapen met horten en stoten, de slaapmomenten duren vaak zo'n 2u waarna ze weer wakker worden. Ze kennen dus niet een lange periode van slaap. Na een week verandert dit al, de baby gaat 's nachts iets meer doorslapen en is overdag een iets langere periode wakker. Als een baby 16 weken is dan slapen ze 's nachts meestal een uur of zes door en doen overdag regelmatig kleine dutjes.
De slaap van baby's lijkt in eerste instantie rustig te verlopen, toch is er een patroon waar te nemen. Als baby's slapen dan verhoogt hun hartslag en wordt deze onregelmatig, hun bloeddruk stijgt en de ademhaling wordt wat sneller. Soms bewegen hun ogen van links naar rechts. Dit lijkt sterk op de REM-slaap zoals die wordt waargenomen bij oudere kinderen en volwassenen. Toch is de slaap bij baby's niet identiek aan de REM-slaap (dit is de periode van de slaap die geassocieerd wordt met dromen)
Bij jonge baby's is de actieve slaap ongeveer 50% v.d. tijd, bij 6 maanden is dit nog maar 33% en later neemt dit af tot 20% (wat het bij volwassenen ook is). De REM-slaap wordt bij volwassenen geassocieerd met de periode waarin men droomt, we kunnen niet met zekerheid vaststellen of baby's ook dromen, hoewel het onwaarschijnlijk lijkt. Als de baby 3 of 4 maanden is dan vertoont hij golfpatronen die lijken op die van dromen volwassenen. De functie van de REm-achtige slaap bij baby's lijkt dan meer een manier te zijn voor de hersenen om zichzelf te stimuleren, dit noemen we autostimulatie.
Reflexen
Een reflex is een niet-aangeleerd, gestructureerde, onvrijwillige respons die automatisch optreedt in de aanwezigheid van bepaalde stimuli.
Er zijn verschillende soorten reflexen. Het zwemreflex zorgt dat een baby die met zijn gezicht in het water ligt zwembewegingen maakt om te kunnen overleven. De knipper- of ooglidreflex is ervoor om het netvlies te beschermen tegen te veel direct licht wat het netvlies zou kunnen beschadigen.
Sommige reflexen blijven altijd aanwezig (knipper-ooglidreflex) en andere verdwijnen na een paar maanden weer (zwemreflex). Het antwoord op de vraag waarom een bepaalde reflexen verdwijnen en andere niet is omdat de baby's steeds meer controle krijgen over hun gedrag en beter in staat zijn hun spieren aan te sturen. Reflexen zouden ook de basis voor toekomstige, complexere gedragspatronen kunnen vormen. Het oefenen van het stapreflex zou volgens sommige onderzoekers helpen de hersenschors later om het loopvermogen te ontwikkelen.
Etnische en culturele variaties en overeenkomsten bij reflexen
Reflexen zijn genetisch bepaald en bij alle kinderen aanwezig. Toch is het enigszins cultuurafhankelijk in hoeverre een reflex bij een baby voorkomt. Aangenomen wordt dat we het moro-reflex hebben overgenomen van onze niet-menselijke voorouders. Ondanks dat alle baby's dit reflex bezitten kunnen we hier toch verschillende gradaties in vinden. Blanke baby's vertonen een zeer uitgesproken reactie op situaties die het moro-reflex oproepen, ze spreiden hun armen maar daarnaast schreeuwen ze ook en reageren geagiteerd. Bij Navajo-baby's is dit anders, zij reageren op eenzelfde situatie een stuk kalmer.
Motorische ontwikkeling bij baby's
De meeste motorische ontwikkeling vindt plaats in de 1ste 2 jr van het leven van een kind.
Grove motoriek
De motorische vaardigheden van baby's zijn niet ontzettend complex, later zijn baby's toch tot bepaalde bewegingen in staat. Als baby's 6 maanden zijn dan kunnen ze zich in een specifieke richting voortbewegen, als ze -10 maanden zijn beginnen de meeste baby's met kruipen. Rond de 9 maanden kunnen baby's lopen terwijl ze zich vasthouden en wanneer ze 12 maanden zijn kan de helpt van de kinderen los lopen.
Fijne motoriek
Als baby's hun grove motoriek verbeteren dan verbetert ook de fijne motoriek. Bij 3 maanden zijn baby's aardig in staat om de bewegingen van hun ledematen op elkaar af te stemmen.
Baby's worden geboren met een vermogen, om naar objecten te grijpen. Na 4 weken is dit vermogen verdwenen en zo rond de 4 maanden begint dit zich weer te ontwikkelen. Als baby's 11 maanden zijn kunnen ze kleine objecten van de grond pakken en rond de leeftijd van 2jr kunnen ze een beker naar hun lippen brengen en een slok nemen zonder te morsen. Baby's beginnen met het grijpen naar objecten met hun hele hand. Als ze ouder worden wordt deze beweging steeds nauwkeuriger en zijn ze in staat om objecten met hun duim en wijsvinger vast te pakken.
Dynamische systeemtheorie
Dynamische systeemtheorie beschrijft hoe motorische vaardigheden zich ontwikkelen en worden gecoördineerd. In deze theorie beschrijft Esther Thelen hoe gedragingen worden samengesteld. Met 'samengesteld' bedoelt zij de coördinatie van allerlei vaardigheden die een kind ontwikkelt, varierend van de ontwikkeling van zijn spieren, waarnemingsvermogens en zenuwstelsel tot zijn motivatie om bepaalde motorische activiteit uit te voeren en de steun van de omgeving te krijgen. In deze theorie staat de eigen motivatie van het kind (cognitieve toestand) centraal als het gaat om bevordering van belangrijke aspecten van de motorische ontwikkeling.
Ontwikkelingsnormen
De mijlpalen die kinderen bereiken zijn gebaseerd op normen, dit zijn gemiddelde prestaties van een grote steekproef van kinderen van een bepaalde leeftijd.
Een test om vast te stellen hoe kinderen presteren t.o.v. de norm is de Bayle Scale of Infant Development. Deze test is gemaakt om de algemene mentale en motorische ontwikkeling van jonge kinderen vast te stellen, het is een vervolg van de APGAR. Het afnemen van de BSID-II-Nl duurt tussen 25 en 60min.
I. Mentale schaal → meet vaardigheden die betrekking hebben op visuele en auditieve opmerkzaamheid, oog-hand coördinatie, imitatie, taalontwikkeling, geheugen en probleemoplossend vermogen.
II. Motorische schaal → meet de fijne en grove motoriek
III. Gedragsobservatieschaal → meet taakgerichtheid, betrokkenheid, affect, expressie, activiteit en kwaliteit van de motoriek.
Voeding in de babytijd
Ondervoeding
Onder ondervoeding verstaan we het niet voldoende binnen krijgen van goed uitgebalanceerde voedingsstoffen. Het gevolg hiervan is dat kinderen als ze rond de 6 maanden oud zijn minder goed zullen groeien. Wanneer ze ongeveer 24 maanden zijn dan is hun lengte slechts 95% van kinderen die wel gezonde en uitgebalanceerde voeding binnenkrijgen.
In het 1ste levensjaar kan ondervoeding leiden tot Marasme → een ziekte waarbij kinderen stoppen met groeien, het wordt veroorzaakt door een ernstige tekort aan proteïnen en calorieën. Het lichaam raakt uitgemergeld en dit heeft de dood tot gevold.
Kwashiorkor → hierbij houden de maag, ledematen en gezicht water vast waardoor ze opzwellen. Mensen zullen denken dat een kind met kwashiorkor lekker mollig is, de waarheid is dat het lichaam juist de weinige voedingsstoffen die het binnenkrijgt zo veel mogelijk vast houdt.
Bij het failure-to-thrive-syndroom (stoppen ook met groeien) gedragen kinderen zich alsof ze aan Marasme lijden. Ze zijn onderontwikkeld, lusteloos en apathisch. Het heeft te maken met krijgen van te weinig liefde en aandacht van ouders dus niet voedingstoffen. Dit syndroom treedt meestal op rond de leeftijd van 18 maanden. Pleegzorg of begeleiding van de ouders kan een oplossing bieden.
Obesitas
Obesitas is een chronische ziekte waarbij er een zodanige overmatige vet stapeling in het lichaam bestaat dat dit aanleiding geeft tot gezondheidsrisico's. Obesitas kan vastgesteld worden door gebruik te maken van het BMI.
BMI> 25 = te zwaar/overgewicht
BMI> 30 = zwaarlijvigheid/ obesitas
BMI> 40 = Morbide obesitas
Borst of fles?
Tegenwoordig is er overtuiging dat moedermelk beter is, deze bevat waardevolle voedings- en afweerstoffen. Baby;s profiteren hier optimaal van als ze ten minste 6 maanden borstvoeding krijgen. Na deze 6 maanden is bijvoeding nodig voor verdere ontwikkeling.
Vrouwen dit borstvoeding geven hebben minder kans op eierstok- en borstkanker voor de menopauze. De hormonen die tijdens borstvoeding worden geproduceerd zorgen er mede voor dat de baarmoeder na de geboorte weer krimpt en waarschijnlijk belemmeren ze de ovulatie waardoor de kans op zwangerschap vlak na de geboorte kleiner wordt. Uit onderzoek blijkt dat baby's die gevoed zijn met verrijkte flesvoeding zich cognitief gezien beter ontwikkelen dan baby's die traditionele flesvoeding kregen.
Sociale patronen bij borstvoeding
Moedermelk biedt verschillende voordelen, toch geeft maar ongeveer 75% van de moeders borstvoeding. Ongeveer 80% begint na de bevalling met het geven van borstvoeding maar dat aantal loopt na enige tijd snel terug. Na 1 maand krijgt nog ongeveer de half borstvoeding en na een half jaar is dit nog ongeveer 25%.
Vastevoeding
Na ongeveer 4 tot 5 maanden hebben kinderen meer behoefte aan vast voedsel. Als kinderen borstvoeding krijgen wordt geadviseerd hiermee te wachten tot 6 maanden. Vanaf 6 maanden raken de ijzerreserves van het kind op en hij krijgt behoeft aan meer ijzer en calorieën. Vaak wordt begonnen met graanproducten, gevold door gepureerd groente/fruit, daarna komen andere voedingsmiddelen.
Visuele perceptie
Bij de geboorte is het oog nog niet helemaal ontwikkeld om scherp te kunnen zien. De myelinisering van de oogzenuw nog niet volledig en omdat er nog een flexibele accommodatie van de lens is kan een pasgeborene slechts scherp zien wat zich op 20-30 cm bevindt. De baby reageert wel op licht (knipperreflex) en er is beperkte kleurperceptie. De baby reageert wel op licht (knipperreflex) en er is beperkte kleurperceptie. De visuele vermogens ontwikkelen zich snel. Het binoculaire gezichtsvermogen (beelden van ogen combineren zodat diepte en beweging onderscheiden kan worden) ontstaat rond de 14e week. Voor die tijd kunnen baby’s informatie van beiden ogen niet integreren. Meteen na de geboorte vertonen baby’s duidelijke visuele voorkeuren. Ze kijken liever naar stimuli met patronen dan naar eenvoudige stimuli. Een paar minuten na de geboorte tonen ze voorkeuren voor bepaalde kleuren, vormen en configuraties van bepaalde stimuli. Ze kijken liever naar kromme dan naar rechte lijnen, liever naar drie- dan naar tweedimensionale figuren en liever naar menselijke gezichten dan naar andere beelden. Al een paar uur na de geboorte hebben baby's geleerd een voorkeur te hebben voor het gezicht van hun moeder.
Auditieve perceptie