Operationalisaties

Variabelen
Bij elke onderzoekseenheid in een steekproef worden variabelen gemeten. Een variabele is iets dat varieert, of zou kunnen variëren zoals intelligentie, extraversie, optimisme.
Psychologische variabelen, zoals ze door een theorie worden gedefinieerd, heten ook wel constructen. Er zijn bijvoorbeeld theorieën die aangeven wat de definitie is van extraversie, en theorieën over wat depressie of leervaardigheid nu precies zijn. Deze constructen zijn moeite van het onderzoeken waard, maar je kan dat niet simpelweg aan een persoon vragen.
I. Meeste mensen zijn niet bekend met de constructen uit psychologie: hoewel de meeste mensen wel een idee hebben van wat extraversie of depressie zijn, verschilt die definitie van persoon tot persoon.
II. Mensen  kunnen vaak  moeilijk bij zichzelf bepalen hoe ze zouden scoren.
Dus ipv aan mensen vragen worden operationalisaties gebruikt.

Operationalisaties
Operationalisaties zijn de link tussen theoretische constructed en de realiteit. Er zijn twee soorten operationalisaties: meetinstrumenten en manipulaties.

Meetinstrumenten
De bedoeling van een meetinstrument is om een bepaald aspect van de realiteit te kwantificeren (te representeren in een getal). Het enige doel is om een reeks datapunten te verzamelen die corresponderen met een aspect van de realiteit van de deelnemers in een studie.
Niet alle meetinstrumenten zijn vragenlijsten: een meetinstrument kan een computertaakje zijn waarbij bijvoorbeeld reactietijden worden gemeten. 

Een reeks datapunten van hetzelfde meetinstrument wordt een variabele genoemd. Dit is een beetje verwarrend: de term 'varibele' wordt dus gebruikt voor zowel een theoretische variabele als voor een reeks datapunten die indicatief zijn voor de waarde van die theoretische variabele. 

Manipulaties
Waar meetinstrumenten tot doel hebben om datapunten te verzamelen zonder het betreffende construct te beïnvloeden, is het doel van manipulaties juist om een construct te beïnvloeden. Voorbeelden:
- Deelnemers vertellen dat ze een beloning krijgen als ze goed presteren
- Deelnemers naar een verdrietig filmpje laten kijken
Manipulaties maken het mogelijk om te onderzoeken of er een causaal verband bestaat tussen twee variabelen, oftewel, of een verandering in de ene variabele leidt tot een verandering in de andere variabele.

Betrouwbaarheid en validiteit van operationalisaties
Elke operationalisatie heeft een betrouwbaarheid en een validiteit, die samen indicatief zijn voor de kwaliteit van de operationalisatie in een gegeven steekproef. Dat laatste is belangrijk,omdat betrouwbaarheid en validiteit van een operationalisatie geen kenmerken zijn van de operationalisatie zelf.  Een meetinstrumenten dat in de ene populatie heel valide is kan in een andere steekproef absoluut niet valid zijn. Bijvoorbeeld een meetinstrument dat is ontwikkeld voor de populatie van China, kan in Nederland laag validiteit en betrouwbaarheid hebben. 

Het is bij wetenschappelijk onderzoek daarom belangrijk dat de operationalisatie van elke variabele kritisch wordt beschouwd voordat er verdere analyses plaatsvinden. 
Met betrekking tot zowel meetinstrumenten als manipulaties geldt in elk geval dat de inhoud van de stimuli cruciaal is. Stimuli zijn beelden, geluiden, woorden of videos die aan de deelnemers gepresenteerd kunnen worden. 

Kwalitatief onderzoek
Tot nu hebben we alleen kwantitatief onderzoek besproken: onderzoek waarbij d.m.v. operationalisaties aspecten van de realiteit worden omgezet in datapunten die vervolgens kunnen worden geanalyseerd met statische software. Echter kwantitatief onderzoek heeft een groot zwak punt: het vereist operationalisaties van hoge kwaliteit (dus operationalisaties die valide en betrouwbaar zijn).

Wetenschappelijk onderzoek houdt zich echter vaak bezig met het bestuderen van nieuwe fenomenen, zoals variabelen die niet eerder zijn onderzocht, of die op een net ander manier moeten worden onderzocht. In dat geval zijn er geen meetinstrumenten of manipulaties voorhanden.
In dat geval wordt kwalitatief onderzoek ingezet. Kwalitatief onderzoek betreft de analyse van kwalitatieve data: data die niet op een systematische manier zijn verwerkt tot een aantal datapunten. Voorbeeld van een kwalitatief onderzoek is aan alle museumbezoekers vragen waarom ze museums bezoeken. Maar mensen hebben maar beperkte introspectie en zijn lang niet altijd bewust van hun motivaties. Maar de resultaat van deze onderzoek kan worden gebruikt om vervolgens een meet-instrument te ontwikkelen die valid en betrouwbaar is.

In kwalitatief onderzoek is sprake van zeer rijke data. Dit is het sterke punt van kwalitatief onderzoek: er kan een diep begrip worden verkregen over het onderwerp van studie. Tegelijkertijd is de dataverzameling en -analyse zo intensief dat vaak maar kleine steekproeven onderzocht kunnen worden. Daarom worden meestal geen aselecte steekproeven geworven. Hierdoor kunnen onderzoekers er nooit van uitgaan dat hun data zonder meer gegeneraliseerd kunnen worden, en bovendien hebben de onderzoekers geen zicht op de steekproef fout en meetfout en is de power van kwalitatief onderzoek erg laag. 

In het kort, kwalitatief onderzoek kan dus ideeën geven over hoe de wereld wel eens in elkaar zou kunnen zitten en kwantitatief onderzoek kan die ideeën dan vervolgens bevestigen of ontkrachten.  

Meetmodel
Meetinstrumenten bestaan meestal uit meerdere combinaties van stimuli ( vragen, afbeeldingen, teksten) en de daarbij behorende registraties van reacties van deelnemers. De verhouding tussen operationalisaties en de subvariabelen waar deze uit bestaan wordt visueel weergegeven in een meetmodel. 

In zo'n meetmodel worden de indicatoren (variabelen die rechtstreeks worden gemeten) weergegeven in rechthoeken. De variabelen die worden geoperationaliseerd door die rechtstreeks gemeten variabelen, de constructen, worden weergegeven in ovalen. Constructen worden ook wel latente variabelen genoemd.

Meest studies bevatten slechts één operationalisatie voor elk construct. Maar een studie kan bijvoorbeeld depressie met twee verschillende meetinstrumenten  meten en dan is het natuurlijk noodzakelijk om met onderscheid tussen die twee operationalisaties duidelijk weet te geven in het meetmodel.

Het meetmodel van een manipulatie is meestal heel eenvoudig: er is immers maar één datapunt per deelnemer en dus maar één indicator.