DSM = Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
ICD = International Classification of Diseases
WAT IS CLASSIFEREN?
Bij het classificeren van psychopathologische verschijnselen gaat het om het ordenen van menselijke gedragingen ervaringen, belevingen of eigenschappen. De indeling in klassen gaat doorgaans uit van het verstellen van symptomen: afzonderlijke verschijnselen.
Syndroom/ stoornis = een groep symptomen die vaak gezamenlijk voorkomen.
Wil een classificatiesysteem nut hebben dan moet het zinvol zijn om de subtypen (psychische
stoornissen) van elkaar te onderscheiden. Een klassieke opvatting is dat verschillende subtypen zich
van elkaar onderscheiden in hun oorzaken (etiologie), de wijze waarop de stoornis zich ontwikkelt,
de prognose en de behandeling die er effectief voor is. Deze kenmerken gelden binnen het medische
model als de kenmerken van een nosologische eenheid of een ziekte eenheid.
Het gebruik van de term classificatie kan verwarring wekken. Sommige vatten deze term op als stellen van een diagnose, het bepalen of de problemen van een persoon in een omschreven klasse kunnen worden ingedeeld. Anderen spreken van classificatie om het beschrijven van de klassen aan te duiden: welke klassen zijn te onderscheiden en hoe zien die klassen eruit? Classificatie in deze betekenis verwijst naar het ontwerpen van een classificatiesysteem of taxonomie.
De term diagnostiek kan tot een vergelijkbare spraakverwarring leiden. De één vat diagnostiek op als het eindproduct van classificatie in het individuele geval: er is een diagnose gesteld, want het probleem van een cliënt is in methoden en technieken om te komen tot een uitspraak over een persoon.
Soorten classificatie
1. Categoriële en dimensionele classificatie
- Categoriële classificatie: een indeling in afzonderlijke categorieen die duidelijk van elkaar zijn afgegrensd.
- Differentiaal diagnose: bij het beoordeling of iemand als lid van een bepaalde klasse kan worden beschouwd, is het van belang na te gaan of het lidmaatschap
- Dimensionele classificatie: naast indelingen in afzonderlijke klassen bestaan er indelingen die uitgaan van een glijdende schaal, oftewel een dimensie. Bij een dimensionele classificatie bepaalt de mate waarin iemand een klacht vertoont, de plaats die hij in het classificatiesysteem krijgt toegekend.
Cut-off-point aangebracht op de dimensie: wie zich aan de ene kant van de scheiding bevindt valt in de rubriek 'wel'; wie aan de andere kant zit, valt in de rubriek 'niet'.
2. Monoethische en polyethische classificatie
Bij een monothetische classificatie hebben de leden van een klasse een of meer specifieke
kenmerken met elkaar gemeen: die kenmerken zijn een voorwaarde voor het klassenlidmaatschap.
Elk element dat deze kenmerken bezit, behoort tot die betreffende klasse (bijvoorbeeld mensen met
een depressieve stemming), terwijl elementen die niet over die kenmerken beschikken, niet lid zijn
van die klasse.
Polythetische classificatie houdt in dat de leden van een klasse een groot aantal kenmerken
gemeenschappelijk hebben, maar dat ze niet noodzakelijk een specifiek kenmerk hoeven te delen.
Wanneer aan vier van de 13 symptomen moet worden voldaan om een stoornis te hebben, hoeven
die vier niet hetzelfde te zijn.
3. Symptomen tegenover pathogene mechanisme
- Bescrhijvende classificatie: bescrhijving van de symptomen die 'aan de buitenkant' waarneembaar zijn of die de cliënt rapporteert.
- Structurele diagnostiek: Indeling op basis van pathogene mechanismen. Psychische stoornissen worden in dit geval ingedeeld op grond van de processen die de symptomen zouden veroorzaken.
4. Hierarchische en nevenschikkende classificatie
De verhouding tussen de klassen is een ander punt waarop classificatiesystemen zich van elkaar onderscheiden. In sommige systemen hebben de klassen allemaal dezelfde rang: ze zijn nevenschikkend. Er zijn echter ook systemen waarin sommige klassen belangrijker zijn dan andere: er is dan sprake van een hiërarchie van klassen.
Classificatie in context
Opvattingen en oordelen over (ab)normaal gedrag zijn afhankelijk van maatschappelijke en culturele factoren. Wat in de ene cultuur als normaal wordt beschouwd, kan elders geaccepteerd gedrag zijn. Daarnaast blijkt dat opvattingen over (ab)normaliteit in de loop der tijd sterk kunnen veranderen (vb. homoseksualiteit). Naast culturele factoren, speelt het subjectieve en professionele referendtie kader van de diagnosticus een rol bij het beoordelen van (ab)normaliteit.
Criteria voor adequate classificatie
Willen classificatiesystemen waarde hebben voor gebruik in de klinische praktijk, dan moeten deze aan een aantal kwaliteitscriteria voldoen, met name aan die van voldoende betrouwbaarheid en validiteit.
De mate van betrouwbaarheid stellen de onderzoekers vast door de overeenstemming tussen verschillende beoordelaars - de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid - te brekenen.
Validiteit wil zeggen dat een classificatiesysteem meet wat de ontwerpers ermee begon te meten.
- Convergente validiteit wil zeggen dat er sprake is van een hoge overeenstemming tussen gegevens die verkregen zijn met verschillende methoden en instrumenten die hetzelfde begrip beogen te meten
- Bij divergente validiteit gaat het om de samenhang van de classificatie met ongelijksoortige begrippen.
- Predictieve validiteit verwijst naar de voorspellende waarde die een classificatie heeft
DIAGNOSTIC AND STATISTICAL MANUAL OF MENTAL DISORDERS-5 (DSM-5)
DSM 5 versie is te beschouwen als een categorieel polyethisch systeem: de indeling veronderstelt afzonderlijke klassen waarbinnen verschillende combinaties van symptomen tot dezelfde diagnose kunnen leiden.
Hoofdcategorieen v.d. DSM 5
Commentaar
Enerzijds kan de DSM worden beschouwd als de neerslag van het denken over psychiatrische
classificatie in een bepaalde periode. De veranderingen in dat denken zijn terug te vinden in de
opeenvolgende versies ervan. Anderzijds vervult het classificatiesysteem een prescriptieve rol: het
dicteert hoe psychologen en psychiaters cliënten moeten zien. Een bezwaar is dat het soms wel lijkt
of er een klacht pas bestaat als er een DSM categorie aan is gewijd. Een ander punt van kritiek is dat
de subjectieve inschatting die de clinicus maakt van de symptomen een belangrijke rol speelt in de
totstandkoming van een DSM-diagnose. Daardoor bestaat het gevaar van een onbetrouwbare
diagnose. Het gebruik van semigestructreerde interviews ondervangt enigszins dit probleem.
Andere bezwaren richten zich op het gegeven dat DSM een categorieel classificatiesysteem is dat
onvoldoende recht zou doen aan de diversiteit van stoornissen en aan de verschillende gradaties
waarin symptomen zich voordoen. Verder blijkt er vaak sprake te zijn van comorbiditeit wat het
uitgangspunt van elkaar uitsluitende diagnostische categorieën ondermijnt.
Vanuit de positieve psychologie is kiritiek geuit. Zo zou het classificatiesysteem te sterk gericht zijn op pathologie en tekortkomingen, terwijl sterke kanten van de cliënt over het hoofd worden gezien.
INTERNATIONAL CLASSIFICATION OF DISEASES (ICD-10)
Het international classification of diseases is samengesteld door de World Health Organization, die de
definities van verschijningsvormen van lichamelijke ziekten en psychische stoornissen wilde
standaardiseren. Het grootste deel van de ICD bestaat uit somatische aandoeningen, variërend van
infectie ziekten, homonale ziekten en voedings- en stofwisselingsstoornissen tot ziekten van het
ademhalingsstelsel en oor- en oogziekten.
De criteria voor het vaststellen van een stoornis zijn bij de ICD-10 minder gedetailleerd uitgewerkt
dan die van de DSM-5. De DSM-5 vermeldt voor elke stoornis ook de corresponderende ICD- code.