SYSTEEM BENADERING
Volgens Watzlawick en collega's (1967) dienen onderzoekers en clinici de effecten van gedrag op anderen, de reacties van die anderen en de context waarin de gebeurtenissen plaatsvinden in hun analyse te betrekken. Opvatting in jaren 50 werd dat de interacties tussen het individu en de sociale omgeving een belangrijke rol spelen in het ontstaan en in stand houden van psychopathologie en psychosociale problemen.
DE ALGEMENE SYSTEEMTHEORIE
De theorieën en therapieën die deze opvatting als uitgangspunt nemen worden samengevat onder de noemen 'systeembenadering'. Oorspronkelijk verwees de term systeembenadering naar de algemene systeemtheorie (general system theory), een abstract denkkader dat in diverse takken van wetenschap is gebruikt om verschijnselen en de samenhang tussen verschijnselen te beschrijven. Tegenwoordig heeft 'systeembenadering' een brede betekenis; het is een paraplu begrip geworden voor theorieën en therapieën waarin veel aandacht uitgaat naar de invloed van intermenselijke processen. → relatie- en gezinstherapie.
Systemen en subsystemen
Het systeem is een verzameling elementen die onderling met elkaar samenhangen. Het bestaat uit een aantal objecten en de relaties tussen deze objecten → het geheel is meer dan de som der delen. Kenmerken voor een systeem is dat een verandering in een deel van het systeem of in de relatie tussen delen van het systeem invloed heeft op het functioneren van andere delen van het systeem en op het functioneren van het systeem als geheel.
Een systeem bestaat uit subsystemen en is tegelijkertijd een onderdeel van grotere systeem. Het individu is bijv. een subsysteem van het gezin, het gezin is een subsysteem ban de familie in bredere zin en de familie is weer een subsysteem v.d. samenleving.
Circulaire causaliteit
Het gedrag van elk gezinslid is niet alleen afhankelijk het gedrag van de andere gezinsleden, maar beïnvloed ook zelf het gedrag van die andere gezinsleden; er is sprake van een wederzijdse beïnvloeding.
Homeostase en verandering
Ondanks een steeds veranderende omgeving en verandering van het individuele gezinsleden, vertoont het gezinssysteem een zeker evenwicht → homeostase. wanneer door externe factoren of door het gedrag van een gezinslid het interne evenwicht van het gezin verstoord dreigt te raken, treden mechanismen in werking die erop gericht zijn het evenwicht te herstellen: homeostatische mechanismen.
Feedbackprocessen
Om het eigen functioneren te kunnen bijstellen, heeft een systeem informatie nodig over het reilen en zeilen in het systeem en daarbuiten. Volgens de systeemtheorie vindt informatie-overdracht plaats via feedbackprocessen: binnen het systeem en tussen het systeem en de omgeving wordt onafgebroken informatie uitgewisseld. Feedbackprocessen kunnen een verandering van het systeem stimuleren (positive feedback) of afremmen (negative feedback).
Equifinaliteit en equpotentialiteit
De algemene systeemtheorie gaat uit van het principe van equifinaliteit. Dit houdt in dat een bepaald verschijnsel het gevolg kan zijn van geheel verschillende begintoestanden. Anderson kan een bepaalde begin situatie tot verschillende eindtoestanden leiden (equipotentialiteit)
COMMUNICATIETHEORETISCHE BENADERING
Binnen communicatietheoretische benadering wordt het gezin vooral opgevat als een communicatief systeem. De aandacht gaat in het bijzonder uit naar wetmatigheden in de communicatie tussen gezinsleden. → de patronen die waarneembaar zijn in het gedrag van een persoon in relatie tot anderen (het 'hoe').
Zender, boodschap en ontvanger
Binnen de communicatietheorie zijn 'communicatie' (uitwisseling van informatie) en 'gedrag' min of meer synoniemen. Bij communicatie gaat het niet alleen om woorden en zinnen (verbale informatie) maar ook om de intonatie, gezichtsuitdrukking, houding en gebaren (non-verbale informatie). Een afzonderlijke communicatieve uiting wordt een boodschap of een bericht genoemd. Degene die de boodschap overbrengt is de zender, de persoon tot wie de boodschap gericht is, de ontvanger.
De communicatietheorie gaat vooral over de communicatie in zgn 'voortdurende interactiesystemen': langdurige betrekkingen die belangrijk zijn voor alle betrokken partijen.
Kenmerken van de communicatie
I. Alle gedrag is communicatie
II. Inhouds- en betrekkingsniveau
Communicatie vindt plaats op diverse niveaus: het inhoudsniveau en het betrekkingsniveau.
- Inhouds- of rapportaspect: inhoud van een boodschap en wordt meestal in woorden overgebracht.
- Betrekking- of relatieaspect zegt iets over de manier waarop de inhoud van een boodschap moet worden opgevat, en over de relatie tussen zender en ontvanger.
III. Interpunctie
Aard van de relatie tussen mensen wordt bepaald door de interpunctie die zij aan hun interactie toekennen. Verschil van mening over oorzaak en gevold ( 'interpunctieproblematiek') vormt de bron van veel conflicten, met de karakteristieke vorm van 'ik zeg weinig omdat jij altijd druk aan het praten bent' en 'ik praat vrij veel omdat jij toch niks zegt'.
Interactiepatronen
De communicatietheorie onderscheidt twee primaire interactiepatronen:
I. Symmetrische interacties. Kenmerkend is dat de betrokkenen gelijke posities innemen in de interactie en gelijksoortige boodschappen uitwisselen.
II. Complementaire interacties. Kenmerkend is mensen nemen verschillende posities en andersoortige berichten uitwisselen. Een complementaire interactie is gebaseerd op ongelijkheid: de betrokkenen vertonen geen gelijksoortige maar elkaar aanvullende gedragingen.
Tegenstrijdigheden in de communicatie
Communicatie is een gelaagd verschijnsel. mensen communiceren via verschillende communicatiekanalen.
I. Congruente communicatie: als de via diverse kanalen ontvangen informatie geen ernstige tegenstrijdigheden bevat, is de bedoeling van de zender zonder veel moeite vast te stellen.
II. Incongruente communicatie: Discrepantie binnen of tussen verschillende communicatiekanalen
Paradoxale communicatie
Veel aandacht binnen de communicatietheoretische benadering gaat uit naar de schadelijke gevolgen van paradoxale communicatie in gezin en relatie. Vooral het paradoxale bevel zou een ziekmakende invloed hebben op de ontvanger van de boodschap.
Volgens Watzlawick heeft een dubbele binding drie essentiële kenmerken:
I. Twee of meer personen hebben een relatie die voor ten minste een van hen erg belangrijk is.
II. Er is sprake van paradoxale boodschap.
III. Het is voor de ontvanger van de boodschap niet mogelijk zich aan de situatie te onttrekken of commentaar te leveren op het paradoxale karakter van het bericht.
Expressen emotion (EE) is een maar voor de hoeveelheid kritiek, vijandigheid en emotionele overtbetrokkenheid die door gezinsleden wordt geuit. Een hoog EE niveau blijkt o.a. een goede voorspeller van terugval bij mensen met schizofrenie of een andere psychose, een bipolaire stemmingsstoornis, PTSS, ASS en middelenmisbruik.
STRUCTURELE BENADERING
In de structurele benadering wordt een gezin opgevat als een voortdurend veranderend sociaal systeem met twee hoofdtaken: het waarborgen van de continuïteit van het gezinssysteem en het bevorderen van de ontwikkeling van de individuele gezinsleden.
Gezinsstructuur, functies en grenzen
Het begrip gezinsstructuur heeft betrekking op de regels die ten grondslag liggen aan de interactiepatronen in het gezin. Het gaat hier niet om expliciete richtlijnen voor het gedrag van de gezinsleden, maar om impliciete gedragsregels die te herkennen zijn in de manier waarop de gezinsleden met elkaar omgaan.
De belangrijkste subsystemen in het gezin zijn het subsysteem van de partners, dat van de ouders en dat van kinderen. Behalve op grond van functies of taken kunnen subsystemen worden gevormd op basis van generatie, leeftijd, sekse of interesses.
Associaties en coalities
Wanneer twee (of meer) gezinsleden een subsyteem vormen voor het realiseren van een gemeenschappelijk doel, spreekt men binnen de structurele benadering van een associatie. Als twee gezinsleden een front vormen tegen een of meer andere gezinsleden, wordt dat een coalitie genoemd.
Hiërarchie en het leidinggevende subsysteem
Minuchin benoemt drie patronen waarin spanningen en conflicten in het oudersubsysteem worden 'opgelost' door een kind erbij te betrekken:
I. Triangulatie: Bij triangulatie verlangen beide ouders dat het kind hun kant kiest en tegen de ander ouder is.
II. Bliksemafleider: In de tweede plaats kan een kind door problematisch gedrag te vertonen als 'bliksemafleider'fungeren van de spanning tussen de ouders, die zo in staat zijn de illusie van een harmonieuze relatie in stand te houden.
III. Stabiele coalitie: In de 3e plaats kan er bij langdurig of frequente conflicten een stabiele coalitie ontstaan, waarbij een van de ouders met een kind samenspant tegen de andere ouder.
Kluwen- en los-zand gezinnen
In een kluwengezin zijn de grenzen tussen de subsystemen vervaagd, terwijl er een rigide grens is tussen het gezinssysteem en de buitenwereld. Het gevoel van saamhorigheid gaat soms ten koste van de zelfstandigheid van de individuele gezinsleden.
In een los-zand-gezin zijn er zeer starre grenzen tussen de gezinsleden, terwijl de grens tussen het gezinssysteem en de wereld daarbuiten vervaagd is. Saamhorigheid en loyaliteit zijn ver te zoeken. In zo'n gezin heeft het individu veel vrijheden: ieder gaat zijn eigen gang.