H1. Over klinische psychologie en abnormaal gedrag

Wanneer zijn handelingen, gedachten en gevoelens normaal, wanneer zijn het symptomen van een psychische stoornis en is behandeling nodig, en wanneer is het een niet-pathologische variatie op "normaal"gedrag?
Belangrijke vragen:
- Belemmert het gedrag het sociale en beroepsmatige functioneren van de persoon?
- Lijdt hij/zij eronder?

Basisdisciplines psychologie:
I. Psychologische functieleer
II. Ontwikkelingspsychologie
III. Gedragsleer (sociale psychologie)
IV. Persoonlijkheidspsychologie
V. Methodenleer

Toepassingsgerichte disciplines psychologie:
I. Klinische psychologie
II. Arbeids- en organisatiepsychologie
II. Onderwijspsychologie

Het terrein van de klinische psychologie

Kern klinisch psychologie → psychische stoornissen
- houdt zich bezig met gedrag dat afwijkt van een bepaald norm
- Afwijkingen zijn lastig voor de persoon zelf of voor de omgeving
Met positieve afwijkingen houdt de psychologie zich meestal niet bezig. Vb. goede prestatie
Afwijken van een norm
Afwijkingen kunnen alleen worden gezien tegen de achtergrond van normale processen:
- Aspecten van de individuele persoon → afwijkend gedrag (alcoholist), afwijkende gedachten (dwanggedachten) afwijkende beleving (extreme angsten)
- Afwijken van de norm in relaties met andere mensen → overbezorgde moeder, agressieve partner, zich terugtrekkende student
Klinische psycholoog vs psychiater
- Beiden houden zich bezig met diagnostiek en behandeling
- Verschil in opleiding
- Onderscheid tussen gezondheidspsycholoog (generalist 2jr postdoctoraal) en klinisch psycholoog ( specialist, 4 jr postdoctoraal)
- Klinisch psycholoog is methodisch beter dan psychiater, psychiaters hebben meer verstand van biologische aspecten
- Alleen psychiater mag psychofarmaca voorschrijven

Aspecten van 'abnormaal' gedrag

Zeven factoren van abnormaal/pathologisch gedrag volgens Seligman
I. Persoonlijk lijden. Dit is geen voorwaarde omdat persoonlijk lijden ook het tijdelijk gevolg van een gebeurtenis kan zijn.
II. (Dis)functionaliteit van gedrag. Gedrag dat het beroepsmatig en relationeel functioneren van het individu zelf belemmert, maar ook het functioneren van anderen.
III. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
IV. Onvoorspelbaarheid en controle verlies. Regels die normaliter het gedrag sturen werken niet of de oorzaak/aanleiding van het gedrag is voor de toeschouwer onbekend. Twee typen situaties:
- Situaties waarin regels die gewoonlijk het gedrag van personen sturen niet meer werken
- Situaties waarin de toeschouwer de oorzaak van het gedrag dat hij waarneemt niet meer kan achterhalen.
V. Opvallen en onconventioneel gedrag. Gedrag dat sterk afwijkt van het gangbare gedrag en sociaal onwenselijk is, hoewel dit ook afhankelijk is van de omgeving.
VI. Gedrag dat gevoelens van ongemak oproept. Gedrag waarmee impliciete sociale verwachtingen oftewel restregels worden geschonden. Observer discomfort → ongeschreven culturele regels overschrijden wat een ongemakkelijk gevoel oproept bij de toeschouwer.
VII. Morele normen overtredend gedrag. Gedrag dat niet overeenkomt met ideeën over optimaal functioneren.

APA-definitie van mentale stoornissen
Definitie volgens APA (American Psychiatric Association) in DSM5 biedt veel ruimte voor uiteenlopende interpretaties.
Psychische stoornis: syndroom gekenmerkt door klinische significante symptomen op het gebied van cognitieve functies, emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren en gaat gewoonlijk gespaard met lijdensdruk of beperkingen in sociaal beroepsmatig functioneren.
- Nadruk op de nadelige gevolgen van een gedrags- of psychologische syndroom voor de persoon zelf.
- Psychische stoornissen worden gedefinieerd door clusters van disfunctioneel gedrag die samengaan met persoon lijden of disfunctioneren.
- DSM5 classificeert geen mensen naar stoornissen die mensen hebben.
Uitsluitende omstandigheden
- Te verwachten en cultureel aanvaarde reacties (bv rouw na overlijden)
- Deviant gedrag dat voorkomt uit lidmaatschap van een politieke, religieuze of seksuele minderheid
- Afwijkend gedrag dat voorkomt uit een persoonlijk conflict tussen individu en maatschappij
DSM 5 is gebaseerd op de impliciete veronderstelling dat het mogelijk is psychisch gezonde mensen te onderscheiden van mensen met een psychische stoornis. Maar de APA erkent dat geen enkele definitie het begrip mentale stoornis afbakent.

Normaal en abnormaal: waar ligt de grens?

Drie modellen
Statische model
Uitgangspunt: menselijke eigenschappen zijn min of meer normaal verdeeld. Er is sprake van abnormaliteit als een eigenschap een extreem hoge of extreem lage score heeft in een meting.
- Abnormaal heeft hier alleen een statische betekenis
- Gebaseerd op een dimensionale benadering van psychopathologie. Meeste psychologische tests sluiten hierbij aan.
Kritiek:
- Het model geeft niet aan waar de grens ligt tussen normaal en abnormaal
- Het model specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet zijn om abnormaal genoemd te worden. De ene stoornis is in statische op zich abnormaler dan de andere, afhankelijk van hoe vaak de stoornis voorkomt.
- Het model maakt geen onderscheid tussen statische afwijkingen die wel/niet gespaard gaan met individueel lijden. Veel statisch uitzonderlijk gedrag is niet pathologisch.

Medisch of ziektemodel
Uitgangspunt: Stoornissen worden veroorzaakt worden door mechanismen die lichamelijk of psychologisch van aard zijn. Psychoanalytici zien psychische stoornissen als gevolg van psychogene oorzaken. IN het bijzonder van onbewuste conflicten en afweer tegen angst. Psychische stoornissen zijn vergelijkbaar met somatische ziekten en kunnen verholpen worden door de onderliggende mechanismen met therapie te bestrijden. De inbreng van de patiënt is gering, hij is de afhankelijke persoon.
Het medisch model:
Abnormaliteit/ziekte → diagnose door therapeut → therapie gekozen door therapeut (patiënt passief) → genezing van de patiënt
Kritiek:
- Vanuit antipsychiatrie (Szasz) alleen aantoonbaar neurologische, fysiologische en biochemische (organische) afwijkingen zijn een criterium voor geestesziekte.
- Semantisch bezwaar: bij veel psychische stoornissen is er geen duidelijk onderliggend mechanische bekend zodat het de vraag is of je van ziekte en genezing kunt spreken
- Labelingstheorie de termen ziekte en therapie zorgen voor stigmatisering en selffulfilling prophecy.

Leer- of onderwijsmodel
Uitgangspunt: stoornissen ontstaan door verkeerd verlopen leerprocessen. Leermodel wordt vaak toegepast bij stoornissen waarvoor geen organische oorzaak wordt gevonden. De therapie wordt ook wel vervangen door een onderwijsprogramma. Er zijn 2 partijen: de leraar en de leerling. De uitgangssituatie wordt beschreven als een persoonlijkheid probleem en er is geen diagnose maar leerdoel.
Persoonlijk probleem leerling → leerdoel bepalen in overleg tussen leraar en leerling → uitvoering programma ontwikkeld door leraar. Leerling past kennis en vaardigheden toe → probleem leerling vermindert.
- Kans op stigmatisering is kleiner dan bij medisch model
- Dit model doet meer recht aan eigen verantwoordelijkheid van mensen met een persoonlijk probleem. Een leerling krijgt een meer actieve rol dan een patiënt.
- Het gebruik van de onderwijsterminologie doet meer recht aan wat er tijdens het hulpverleningsproces plaatsvindt.

Demarcatiecriterium (afgrenzingscriterium)
Leertheoretici en Szasz zijn het met elkaar eens dat er van geestesziekte kan worden gesproken bij organische afwijking als oorzaak; maar dit hoeft bij leertheoretici niet altijd het geval te zijn. Zij kiezen voor een ander criterium voor de grens tussen gezondheid en ziekte:
- Verantwoordelijkheid/aanspreekbaarheid → zolang iemand nog zelf verantwoordelijk gehouden kan worden voor/aanspreekbaar is op zijn levensproblemen, is er geen sprake van ziekte.