H6. Motivatie en emotie

Drift
Motivationele staat of drift (drive) verwijst naar een interne conditie die het individu naar een specifiek doel stuurt. Je motivationele staat kan veranderen in de loop der tijd. Verschillende soorten driften hebben verschillende doelen. Een incentive is een gewild object. Hoe sterker de drift, hoe aantrekkelijker een bepaald object kan worden (incentieve waarde)

Homeostase
Het concept homeostase komt van Walter B cannon. Dieren en in minder mate mensen, gedragen zich op een manier die ervoor zorgt dat ze de homeostase kunnen behouden: als het lichaam vocht nodig heeft, zoekt het dier drinken, als het lichaam zou nodig heeft, zoekt het dier zoutrijk voedsel enzovoort. Homeostase kan niet elke drift verklaren, zo kan het de drift naar seks niet verklaren.
De drift die helpt de homeostase in stand te houden noemen we regulatieve drift (honger). Niet-regulatieve drifts zoals seks, dienen andere doelen.
5 categorieën van driften:
1. Reproductieve drift: seks, drift voor de jongen te zorgen wanneer ze geboren zijn
2. Educatieve drift: spelen, verkennen
3. Regulatieve drift: honger, dorst
4. Sociale drift: vriendschap, acceptatie, goedkeuring
5. Veiligheidsdrift: angst, slaap, woede
Volgens de central-state theory of drives corresponderen verschillende soorten driften met neurale activiteit in verschillende neuronenverzamelingen in de hersenen. Een dergelijke verzameling neuronen waarin activiteit een drift constitueert, wordt een centraal driftensysteem genoemd. Hoewel de centrale driftensystemen voor verschillende soorten drang tenminste gedeeltelijk verschillend moeten zijn van elkaar, kunnen ze ook overlappende onderdelen hebben.

Beloningssysteem v.d. hersenen
De bundel v.d. mediale voor hersenen is onderdeel van het beloningssysteem v.d. hersenen. Neuronen die hiervoor belangrijk zijn liggen in de nucleus accumbens. Schade aan deze gebieden leidt tot verdwijnen van gemotiveerd gedrag. De meeste neuronen in deze gebieden scheidend dopamine af. Dopamine lijkt cruciaal te zijn voor het willen van iets, maar niet voor het leuk vinden van iets. De afwezigheid van dopamine doet dieren zich gedragen alsof zijn niet meer willen werken voor beloningen.  Dopamine is ook belangrijk voor het leren gebruiken van cues voor beloningen. Dit komt omdat dopamine LTP stimuleert in de verbindingen met de nucleus accumbens. Dopamine is alleen betrokken bij nieuw leren. Sommige neuronen in de nucleus accumbens scheiden endorfine af. Endorfine is het natuurlijk opiaat v.d. hersenen. Het heeft o.a. een pijnstillend werking, maar het is ook betrokken bij de ervaring van plezier.
Veel drugs werken op het beloningssysteem v.d. hersenen, door de effecten van dopamine en/of endorfine te stimuleren of na te bootsen. De neuronen die normaal geactiveerd worden bij nieuw leren, worden elke keer dat de drugs gebruikt worden, geactiveerd. Een soort super leren is hiervan het gevolg. Dit zorgt voor een sterk verlangen naar de drug en voor verslaving. Door de verslaving blijft de persoon de drug willen, zelfs als het euforische effect afneemt. Gokverslaafden houden de drang tot gokken zelfs als ze financieel volledig geruïneerd zijn. Gokspelletjes activeren de nucleus accumbens en andere onderdelen van het beloningssysteem van de hersenen. Elke keer als de speler wint, wordt er dopamine afgescheiden. Dit is waarom gokkers blijven spelen.

Eetlust
Honger en het gevoel vol te zijn, zijn soorten drang die ervoor zorgen dat het lichaam de juiste voedselstoffen binnen krijgt in de juiste hoeveelheid. Het menselijke honger controlesysteem maakt gebruikt van feedback controle. Genen spelen een grote rol bij wie er wel en geen overgewicht ontwikkelt binnen westerse culturen.
Het centrum van het honger controlesysteem ligt in de arcuate nucleus (onder in de hypothalamus) Hier liggen twee soorten neuronen: eetlust stimulerende neuronen en eetlust onderdrukkende neuronen, beide soorten neuronen gebruiken langzame transmitters. De eetlust stimulerende neuronen scheiden o.a. neuropeptide Y af. De lichamelijke veranderingen na het eten van een grote maaltijd zorgen er direct of indirect voor dat honger onderdrukkende neuronen geactiveerd worden. Peptide YY is een eetlust onderdrukkende hormoon dat geproduceerd wordt in de dikke darm. Uit onderzoek blijkt dat het basisniveau van PYY hoger is bij slanke mensen dan bij mensen met overgewicht. Het zou dus best kunnen dat onvoldoende PYY productie bijdraagt aan overgewicht. Het lichaam moet ook de opslag van vet in de gaten houden. Meer vet opslaan dan op dat moment nodig is, is goed omdat in een tijd van voedselschaarste dit reserve vet verbrand kan worden. Te veel vet is niet goed, want dat bemoeilijkt de beweging en zet het lichaam onder grote stress.
Vetcellen produceren het hormoon leptine. Dit doen ze proportioneel met de hoeveelheid vet in de cellen: hoe meer vet in de cel, hoe meer leptine geproduceerd wordt. Leptine werkt op de arcuate nucleus en onderdrukt de eetlust. Als een individu niet (genoeg) leptine produceert, krijgt het individu overgewicht. Leptine-injecties werkt alleen om menen af te laten vallen als ze een leptine tekort hebben. Bij veel mensen met overgewicht zijn de hersenen minder gevoelig, of zelfs ongevoelig voor leptine, daarom hebben ze constant honger.
Hormoon leptine
Eetlust wordt ook opgewekt door sensorische stimuli in de omgeving. Sensorisch-specifieke verzadiging houdt in dat wanneer een individu zich volgegeten heeft met 1 soort voedsel, dit individu een hernieuwde eetlust krijgt als hem ander voedsel, met een andere smaak, wordt voortgezet. Het komt er op neer dat je meer eet als je meerdere soorten voedsel tot je beschikking heb.

Seksdrang
Sekshormonen beïnvloeden de seksdrang. Differentiërende effecten vinden plaats voor of direct na de geboorte zorgen ervoor dat de hersenen zich in mannelijke of in vrouwelijke richting ontwikkelen. Activerende effecten beginnen rond de puberteit en werken op de hersenen om de seksdrang te activeren. Bij mannen wordt er vanaf de puberteit meer testosteron afgescheiden, bij vrouwen wordt er meer oestrogeen afgescheiden. Deze hormonen zorgen voor de lichamelijke veranderingen die in de puberteit beginnen. Sekshormonen worden geproduceerd in de adrenal glands. Het voornaamste hormoon dat daar wordt geproduceerd bij mensen is DHEA (dehydroepiandrosteron). Vrouwen produceren meet DHEA dan mannen. De productie van DHEA begint rond het 6e jaar en neemt toe tot halverwege de tienerjaren en stabiliseert zich dan op het volwassen niveau.
Gray maakt onderscheid tussen arousability en proceptivity:
- Arousability verwijst naar het vermogen om seksueel opgewonden te raken in reactie op de juiste stimuli.
- Proceptivity verwijst naar iemands motivatie om seksuele activiteiten op te zoeken en hier aan te beginnen, zelfs wanneer seksueel opwindende stimuli niet op dat moment aanwezig zijn.
Seksuele oriëntatie gevat ten minste drie componenten:
- Seksuele/romantische aantrekkingskracht: tot welke sekse men zich aangetrokken voelt.
- Seksueel gedrag: met welke sekse men vrijwillig seksuele activiteiten onderneemt.
- Seksuele identiteit: hoe mensen zichzelf beschrijven in termen als hetero, homo, lesbisch of bi.
Het freternale geboortevolgorde-effect is het principe dat hoe meer oudere broers een man heeft, hoe groter de kans dat hij homoseksueel is. Dit effect is behoorlijk sterk en zou komen doordat het vrouwenlichaam een immuunreactie vertoont op de androgenen die de hersenen v.d. foetus mannelijk maken.

Verliefdheid
Fisher stelde dat bij verliefd worden drie primaire systemen belangrijk zijn:
1. Lust wordt bij zowel mannen als vrouwen gedreven door androgene hormonen zoals testosteron
2. Aantrekkingskracht, gekenmerkt door sterke emoties, is geassocieerd met een toename van de neurotransmitter dopamine en noradrenaline. Hierdoor blijft iemand gefocust op degene waarop hij of zij verlief is waardoor hij of zij veel van deze persoon kan onthouden.
3. Hechting en ermee geassocieerde gevoelens zoals veiligheid, angst om van elkaar gescheiden te worden enzovoort zijn veroorzaakt door de hormonen vasopressine en oxytocine.

Emotie
Ons hele leven is doordrenkt met emotie. Emotie is een subjectief gevoel dat gericht is op een bepaald object, het gevoel wordt ook wel affect genoemd. Dit gevoel heeft twee dimensies: plezierig - onplezierig en activatie - deactivatie. Een stemming is een emotioneel gevoel dat niet aan een object gekoppeld is. Een stemming houdt meestal langer aan dan een emotie: het kan uren, maar zelfs dagen of weken aanhouden.
Plutchik stelde een model voor van 4 paar tegenovergestelde emoties: acceptatie tegenover walging, verassing vs verwachting, vreugde vs verdriet, angst vs woede. Door deze emoties te menen kunnen alle bestaande emoties bestaan.
6 basisemoties volgens Darwin: verassing, woede, verdriet, walging, angst en vreugde.
Emoties in hersenen
De amygdala is de hersenstructuur die snel en onbewust de significantie van een stimulus beoordeeld en die bijbehorende lichamelijke reacties in gang kan zetten. De amygdala is onderdeel van het limbische systeem en functioneert als een soort waarschuwingssysteem. De schade aan de amygdala leidt tot een verlies in angst en woede, de amygdala is meer betrokken bij negatieve emoties dan bij positieve. Er zijn twee routes van de ogen naar de amygdala:
- De snelle, onnauwkeurige route (subcorticale route) analyseert informatie al voor deze de sensorische gebieden in de cortex verwerkt is.
- Corticale route, werkt wat langzamer en gedetailleerder dan de subcorticale route.
De prefrontale cortex is belangrijk voor de bewuste ervaring van emoties en voor het vermogen om op een weloverwogen manier te kunnen reageren op emoties. De prefrontale cortex is nauw verbonden met d amygdala en de somatosensorische cortex. De rechter prefrontale cortex lijkt meer betrokken bij negatieve emoties, de linker bij positieve.